Bij de constructie der telephonen volgt men tegenwoordig dezen weg: De van den mond uitgaande energie wordt niet meer als drijfkracht gebruikt voor de kleine wisselstroommachine „de telephoon”, maar men brengt dit arbeidsvermogen op de hoortelephoon over, door middel van een stroom, die door een afzonderlijken stroomontwikkelaar is te voorschijn geroepen; men gebruikt de energie van de stem, dus het geluid, alleen om aan dezen stroom een golfvormige beweging te geven, zijn sterkte dus afwisselend te doen toe- en afnemen. Voor dit doel kwam het er dus slechts op aan om een stroomregelingstoestel te construeeren, dat zich in overeenstemming met de geluidsgolven beweegt en daarbij weerstand schakelt, zoodoende den stroom verzwakkend en versterkend.
Men is er in geslaagd zulk een toestel uit te vinden, dat aan een zeer eenvoudige constructie een zeer groote gevoeligheid paart, en waaraan men den naam heeft gegeven van microphoon.Op de vraag, hoe wij een electrischen stroom zoo kunnen regelen, dat de sterkte in overeenstemming met de geluidsgolven der stem op en neer schommelt, geeft de wet van Ohm ons antwoord. Wanneer in een stroombaan, van een bepaalden weerstand, een electromotorische kracht van een bepaalde grootte werkt, dan zal ook de stroomsterkte een bepaalde waarde hebben. Laten wij nu door een of ander middel den weerst. binnen zekere grenzen toe- en afnemen, dan zal ook de stroomsterkte beginnen te schommelen, zij zal bij toeneming van den weerstand kleiner, bij afneming grooter worden. Wanneer wij er nu voor zorgen, dat de weerstand in overeenstemming met de geluidsgolven verandert, dan zullen de in de stroombaan ontstaande schommelingen denzelfden rhythmus hebben als de geluidsgolven, en geleiden wij vervolgens zulk een schommelenden stroom door een telephoon, dan moet de zich hierin bevindende membraan zich met hetzelfde trillingsgetal bewegen, en dus een toon van dezelfde hoogte voortbrengen als het geluid heeft, dat de weerstandsveranderingen heeft teweeggebracht.
Het hoofdprincipe waarop de werking van het microphoon berust is, dat als 2 electrische geleiders elkaar los aanraken, de plaats van
aanraking een zekeren weerstand heeft, en deze verandert met de grootte van den druk, die de beide geleiders op elkaar uitoefenen.
De microphoon (zie afbeelding) is op de volgende manier ingericht: de doos, die door den houder K wordt vastgehouden, bevat de membraan; de houder K wordt aan den voorkant van den houten wand H met een daartusschen gelegen veerenden en gegolfden ring F door den grijpring R draaibaar vastgehouden. Laatstgenoemde ring h met twee houten schroeven en een doorloopende met de klem C verbonden metalen schroef S op het hout bevestigd. Als tweede klem en tevens als stroomtoevoerder dient de aan den achterkant bevestigde metalen arm N, waarvan de met een platinastift voorziene contactschroef C in leidende verbinding met de scroomsluitingsveer T der van voren ingezette microphoondoos M. komt. Dan wordt het den klanktrechter dragende bovenstuk U aangebracht en de batterij met de klemmen P en N verbonden.