1) Prov. van het koninkrijk Italië, met veel rivieren, waarvan de voornaamste zijn: de Po en de Mincio; heeft veel kanalen en spoorwegen en is zeer vruchtbaar, zoodat de meeste inwoners van landbouw bestaan. Aan de wijnteelt wordt veel zorg besteed; 312.000 inw.
2) Hoofdstad van genoemde prov. M., op een eiland in de rivier Mincio, z.z.w. Verona. De stad is omgeven door moerasgronden, door welke kunstdammen liggen, die haar met verscheidene voorsteden verbinden. Door hare ligging is M. zeer ongezond. De voornaamste gebouwen zijn: de prachtige kathedraal door Giulio Romano gebouwd, de Andreas-kerk, de „palazzo vechio”, het paleis, waar Napoleon I een tijdlang zijn verblijf hield, de schilderijengalerij, en de bibliotheek. M. heeft een gymnasium, de virgilaansche academie met een kabinet van oudheden, vele wetenschappelijke en letterkundige genootschappen, en verscheidene kabinetten van kunst en wetenschap. De fabrieken leveren wollen, zijden en linnen stoffen, papier en leder. In de omstreken der stad ligt Andes, nu Pietole, de geboorteplaats van Vergilius. Nadat Karel de Groote M. veroverd had, werd het de hoofdstad eener republiek. In 1708 kwam de stad in handen van de Oostenrijkers. In 1797 nam Napoleon haar in, waarna zij tot 1814 de hoofdplaats van het fransche dep. Mincio was. Na den vrede van Villafranca, werd M. bij Venetië gevoegd, waaraan het bleef tot 1866. 35.000 inw.