heetten sedert den tijd der latere middeleeuwen, de groote- of hóófdletters, tegenover de Minusculen, gewone of kleine letters. Evenals bij de Grieken en Komeinen, werden in de vroegere middeleeuwen alle letters even groot en hoog geschreven.
Weldra echter begon men de eerste letters van een boek, vervolgens ook van een hoofdafdeeling en van afzonderlijke volzinnen met grootere letters dan het overige te schrijven, en deze werden met allerlei krullen en kleuren opgesierd. In de handschriften en drukwerken der 15de en 16de eeuw ontbreekt in het gebruik der M. alle regel. In Duitschland sloop allengskens het gebruik in om alle zelfstandige naamwoorden, de zelfstandig gebruikte bijvoegelijke naamwoorden en tel- en werkwoorden met een groote letter aan het begin te schrijven. In weerwil der voorslagen van meerdere duitsche taalgeleerden, blijft men in Duitschland het gebruik volgen om alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter aan te vangen.