duitsch oudheidkundige en klassiek philoloog, geb. 15 Sept. 1809 te Hamburg, studeerde te Leipzig en Berlijn ^ in de philologie, werd 1838 gew. hoogl. in de philologie te Dorpat, nam echter weldra ontslag en verbleef geruimen tijd in Italië totdat hij 1844 zich te Jena vestigde, waar hij 1846 hoogleeraar werd. In hetzelfde jaar nog werd hij tot opperbibliothecaris te Weimar benoemd, waar hij 21 Juni 1861 overl.
Zijn hoofdwerk is de Griechische Mythologie (2dln., Berlijn 1854—55; 4de dr. d. C. Robert, 1887 —94); daarop volgde de Komische Mythologie (Berlijn 1858; 2de dr. d. H. Jordan, 2 dln., 1881—83). Voorts schreef hij: Demeter und Persephone (Hamburg 1837), De Hellanico Lesbio (1840), Die Regionen der Stadt Rom (1846), enz. en gaf met Ritter de Historia philosophiae graecae et romanae (Hamburg 1838; 8ste dr., 1898) uit.