Gepubliceerd op 23-02-2021

Lommerd

betekenis & definitie

lombard, bank van leening, pandjeshuis, inrichting waar men tegen rente geld schiet op onderpand van roerende goederen. De naam is afkomstig van de Lombarden uit Opper-Italië, daar deze in de middeleeuwen, toen het leenen van geld tegen rente en onderpand door burgerlijke en kerkelfjke wetten verboden was, nevens de Joden in de groote steden van Frankrijk en elders zich daarmede bezig hielden.

De particuliere beleenbanken zijn veel ouder dan de openbare. Reeds in 1260 werden de houders van beleenbanken, om hun verregaand woekeren, uit Brabant verdreven. In ons land werden zij oogluikend geduld. Te Schiedam bestond in 1327 een L. Uit een handvest voor Delft van 1342 blijkt, dat reeds eenige jaren in een huis, de camerette of het lomberdenhuis geheeten, een L.-houder gevestigd was. Te Oudewater had men in het begin der 15de eeuw twee L.

Te Amsterdam vindt men hen in 1477, hoewel zij waarschijnlijk reeds veel vroeger daar bekend waren. De synode te Dordrecht in 1574 besloot de lombardhouders niet tot het avondmaal toe te laten. De laatste particuliere lombardhouder te Amsterdam, Simon Lux in 1611, werd gerekend een rente van 331/2 ten honderd te trekken. In 1614 trok de stad de beleenbank aan zich, zij werd onderscheiden in een groote en kleine bank. De eerste openbare L. wordt gezegd door den Minoriet Barnabas te Perugia in Italië in 1464 opgericht te zijn.

< >