Gepubliceerd op 23-02-2021

Legaat

betekenis & definitie

schenking bij uiterste wilsbeschikking; ook datgene waaruit zoodanige schenking bestaat. Het Burgerlijk wetboek bepaalt ten aanzien van de legaten in hoofdzaak: Een L. is een bijzondere beschikking, waarbij de erflater aan een of meer personen zekere bepaalde goederen geeft, of wel al zijn goederen van een zekere soort (bijv. al zijn roerende of onroerende goederen).

Alle zuivere en onvoorwaardelijke legaten geven, van den dag van het overlijden van den erflater af, aan den legataris (dengene aan wien het L. vermaakt is), het recht om de gelegateerde zaak te vorderen, welk recht op zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden overgaat. De legataris is verplicht zijn legaat op te eischen (afgifte daarvan te vragen).De interessen of vruchten van de gelegateerde zaak loopen ten voordeele van den legataris, van den dag van het overlijden, welk ook het tijdstip zij waarop hij de afgifte heeft geëischt: 1) Wanneer de erflater zijn begeerte daaromtrent in den uitersten wil verklaard heeft; 2) wanneer een lijfrente of een jaar-, maand- of weekgeld, onder den titel van levensonderhoud, is gelegateerd. Indien de erflater aan onderscheidene legatarissen de voldoening van een last heeft opgelegd, zijn zij daartoe gehouden, elk in evenredigheid van de hoegrootheid van zijn legaat, tenzij de erflater daaromtrent anders mocht hebben beschikt. De gelegateerde zaak zal worden uitgekeerd met al hetgeen daartoe behoort, en in den staat waarin zij zich op den dag van het overlijden van den erflater bevindt.

Legaten van onbepaalde zaken, doch van een zekere soort, zijn bestaanbaar, hetzij de erflater zoodanige zaken hebbe nagelaten of niet. Wanneer het L. in een onbepaalde zaak bestaat, is de erfgenaam niet verplicht de beste soort te geven, maar hij kan ook met het afgeven der slechtste niet volstaan. Indien blootelijk de vruchten of inkomsten zijn gelegateerd, zonder dat de erflater het woord vruchtgebruik of gebruik heeft gebezigd, blijft het goed onder het beheer van den erfgenaam, die verplicht is de vrachten en inkomsten van den legataris uit te keeren. Een L., aan een schuldeischer gemaakt, wordt niet gerekend tot afdoening der schuld te zijn nagelaten, zoo min als een legaat, aan dienstboden gemaakt, kan geacht worden tot betaling van verdiend loon gegeven te zijn.