Gepubliceerd op 23-02-2021

Kirgiezen

betekenis & definitie

naam van twee nomadenvolken van den turksch-tartaarschen stam, die ongeveer eenzelfde taal spreken, doch zich als geheel op zichzelf staande volken beschouwen en steeds vijandig tegenover elkander hebben gestaan: 1) De Kara-K., 2) de Kasak-K. of Kirgis-Kasaken. De eersten (Zwarte K.) bewonen de bergen rondom de Issykoel, de laatsten zwerven rond in de uitgestrekte steppengebieden van noordelijk Turkestan, van den beneden-Wolga en de Kaspische zee in ’t w. tot aan de russ.-chineesche grenzen in ’t o. en van het Aralmeer en den Syr in het z. tot den Tobol en Irtysch in het n.

De K. noemen zichzelven Kasak of Kaisak (Kozakken). Naar het voorbeeld der Russen vat men thans gewoonlijk alle afdeelingen der K. onder den naam Kirgis-Kaisaken samen. Zij spreken een der zuiverste turksche dialekten, behooren naar hun lichaamsbouw tot het mongoolsche ras, belijden uiterlijk den Islâm, maar leven in monogamie en hechten veel aan hun heidensche bijgeloovigheden. Zij staan op een lagen trap van beschaving, leven meest van veeteelt en jacht en drijven ruilhandel alsmede eenige nijverheid. Zij zijn verdeeld in adel en volk; tot den adel behooren de nakomelingen der oude khans, die den titel van sultan voeren, en de dragers van alle erfelijke waardigheden. Een deel woont op chineesch of turkestansch gebied; op russisch gebied ongeveer 2½ millioen.

< >