Gepubliceerd op 23-02-2021

Karel lodewijk ledeganck

betekenis & definitie

belgisch letterkundige, geb. te Eecloo 1805, overl. te Gent, werkzaam op 't stadhuis van zijn geboorteplaats, promoveerde in 1835 in de rechten, werd vrederechter te Zomergem en daarna lid van de Prov. Staten in Oost-Vlaanderen; zijn woonplaats was toen Gent.

Van zijn gedichten zijn het meest vermaard: Zegepraal van ’s lands onafhankelijkheid of lotsbestemming des vaderlands (1834), Bloemen mijner lente (1839), Het burgslot van Zomergem (1840), De zinnelooze (1842), De drie zustersteden, vaderlandsche trilogie, zijn meesterstuk, (1846), Ledeganck’s laatste lied, choor voor vier vrouwenstemmen (1849), Verspreide en nagelaten gedichten (1852).

< >