poolsch schrijver, geb. 24 Maart 1798 te Mosowië, studeerde in de rechten, koos echter de letterkundige loopbaan, daar hij om zijn staatkundige inzichten tot geen openbare betrekking geroepen werd. In 1825 richtte hij een juridisch tijdschrift de ,,Poolsche Themis” op, gaf twee jaren later een vertaling van Franklin’s werken en kreeg spoedig daarop een aanstelling als raad bij de poolsche bank.
Onmiddellijk na het uitbreken van den opstand schreef hij Be groote week der Polen, dat in verschillende talen werd overgebracht. Hij week eerst naar Dresden, vestigde zich in 1832 te Parijs, vertrok toen weder naar Dresden en koos eindelijk Galizië tot zijn woonplaats. Van H.’s overige geschriften maakten toentertijde Coup d’oeil sur l’état politique de Pologne etc. (Parijs 1832), Cztery powstania (ald. 1837) en Vademekum polskrie (ald. 1839) veel opgang. Hij overl. 6 Juli 1875 bij Dresden.Zijn echtgenoote, Klementyna H. geboren Tanska, geb. 23 Nov. 1798 te Warschau, was de beroemdste onder de poolsche schrijfsters van lateren tijd, werd reeds door haar geschrift Pamiatka po dobréj matice (Herinnering aan de goede moeder) een geliefde schrijfster voor kinderen, meisjes en moeders. Later zag zij zich benoemd tot eerste leermeesteres aan het onderwijzeressen-instituut en eindelijk tot opperdirectrice over de meisjesscholen te Warschau. In 1831 volgde zij haar echtgenoot naar Parijs, waar zij zich onledig hield met de opvoeding van de kinderen der geëmigreerden en van de opbrengst harer werken leefde. Na gedurende 1844 in Italië vertoefd te hebben, keerde zij het volgende jaar in zeer lijdenden toestand naar Parijs terug en overl. 15 Sept. 1845 te Passy. Haar nagelaten werken verschenen te Berlijn in 9 dln. (1848).