een der scherpzinnigste, geleerdste geneesheeren der 17de eeuw, tevens een mystisch theosoof, te Brussel in 1577 geb., studeerde te Leuven met zoo’n goeden uitslag, dat hij reeds op zijn 17de jaar openlijk zelf als leermeester kon optreden. Doch plotseling veroorzaakte hem de omstandigheid, dat hij een schurftlijder niet genezen kon, zulk een tegenzin in de geneeskunde, dat hij haar voor een onzekere wetenschap verklaarde en geheel liet varen.
Hij zwierf nu 10 jaren in den vreemde rond, totdat hij met een praktischen scheikundige in kennis geraakte en daardoor liefde voor de scheikunde opvatte, door welke hij, evenals Paracelsus, een algemeen geneesmiddel meende te zullen vinden. Zich zelven Medicus per ignem noemende, met het oog op het vuur bij zijn scheikundige proeven, wijdde hij zich weder aan een geheele nieuwe beoefening der geneeskunst en kreeg, daar hij Aristoteles en Galenus bestreed, vele vijanden. Daarna huwde hij met een rijk Brabantsch meisje en ging te Vilvoorden bij Brussel wonen, waar hij tot zijn dood, 30 Dec. 1644, alleen voor de studie leefde. Hier maakte hij zijn nieuw stelsel van de bron des levens en ontwikkelde met zeer diepzinnige en duistere redeneeringen de z.g. grondkracht des levens (archeus). Hij deed onafgebroken chemische proeven en ontdekte o. a. het laudanum van Paracelsus, den hertshoorngeest enz. en voerde ook den naam gas in de chemische terminologie in. Door kabbalistische en mystieke werken werd hij tot een theosophische natuurwijsbegeerte geleid, riep geesten te hulp en vestigde bij zijn leer van genezing vooral de aandacht op de maag en den onderbuik.
De keizers Rudolf II, Matthias en Ferdinand II noodigden hem te vergeefs, onder zeer gunstige voorwaarden, uit naar Weenen te komen. Zijn in manuscript nagelaten werken werden door zijn zoon, Franciscus Mercurius v. H. onder den titel: Ortus Medicinae i. e. initia physices inauditaf etc. Amst. 1648 uitgegeven. Vergel. Spiess, II.’s System der Medicin (1840), Rommelaere, Etudes sur J. B. van H. (Brussel 1868).