Gepubliceerd op 19-01-2021

Joh. bapt. alzog

betekenis & definitie

Doctor in de theologie, geb. 29 Juni 1808 te Ohlau, overl. 1 Maart 1878 te Freiburg. Hij studeerde te Breslau en te Bonn, ontving in 1834 de priesterwijding, werd in 1836 professor aan het priesterseminarie te Posen, in 1845 aan dat te Hildesheim en in 1853 aan de universiteit te Freiburg.

In 1869 werd hij lid van de dogmatische voorbereidings-commissie voor het Vaticaansch Concilie. Onder zijn verschillende geschriften zijn zijn hoofdwerken: „Lehrbuch der Universalgeschichte der christl. Kirche (Mainz, 1840) en: „Grundrisz der Patrologie oder der ältern christl. Litterargeschichte (Freib., 1866).

< >