Jean darcet

betekenis & definitie

of D’Arcet. Fransch geneesen scheikundige, geb te Doazit (dept. Landes), 1725, overl. te Parijs, 1801, werd in 1774 hoogleeraar aan het Collège de France en was de eerste die in de fransche taal doceerde; vurig aanhanger van de aan de groote revolutie ten grondslag liggende beginselen werd hij later lid van den senaat, terwijl hij overigens nog verschillende andere ambten vervulde; van zijn werken, die meest allen de toepassing van de scheikunde in de kunst en de nijverheid tot onderw. hebben, zijn de voornaamste : Sur l'action d’un feu égal, violent et continué pendant plusieurs jours, sur un grand nombre de terres, de pierres et de chaux métalliques (1766—1771); Mémoire sur le diamant et sur quelques autres pierres précieuses traitées par le feu (1771); Expériences sur plusieurs diamants et pierres précieuses (1772); Dissertation sur l'état actuel des Pyrénées, et sur les causes de leur dégradation (1776); Rapport sur l’électricité dans les maladies nerveuses (1783).