Gepubliceerd op 23-02-2021

Janus

betekenis & definitie

een oud-italische, bovenal te Rome hoogvereerde godheid; zijn eeredienst is vermoedelijk ontstaan door de godsdienstige behoefte om de deuren (lat. ianuae) der huizen onder goddelijke bescherming te stellen. Gewoonlijk werd hij afgebeeld met twee aangezichten (vandaar zijn bijnamen Geminus, d. i. dubbele, Biceps of Bi.frons, d. i. met dubbel voorhoofd), daar hij evenals een deurwaarder beide kanten van den ingang tegelijk in het oog moest houden (zie afbeelding).

Dit oorspronkelijk zuiver huiselijk ambt werd, naar het schijnt, reeds in overouden tijd overgebracht op de geheele stad, in het bijzonder op haar verzamelplaats, de markt (het forum). Daarom ook werden de hoofdtoegangen tot de romeinsche marktpleinen aangewezen door z.g. iani d. i. Janusbogen. De beroemdste en oudste dezer bogen bevond zich op het Forum Romanum; het oprichten van dezen oudsten boog, waarin het bronzen beeld van den god geplaatst was, wordt toegeschreven aan koning Numa Pompilius. Het was een eigenaardig gebruik, door het openen der deuren daarvan den toestand van oorlog, door ze te sluiten den vrede van het rijk aan te duiden. De deuren waren sedert Numa tot op Augustus slechts tweemalen gesloten: in 235 v.

Chr. en 29 na Chr. (na den slag bij Actium). Dit symbolisch openzetten der deuren wordt verschillend verklaard; wellicht moest het beduiden dat de god ten gunste der stad was uitgetrokken ten oorlog. Naderhand werd J. ook de beschermgod van alle begin (het lat. woord voor begin, initium, beteekent oorspronkelijk ingang). In die hoedanigheid waren aan J. vooral de Kalendae, d. i. de eerste dag van elke maand, het eerste ochtenduur en de eerste maand van het romeinsche jaar, Januarius, toegewijd. Bij gebeden en offers werd hij gewoonlijk aangeroepen. Ook het allereerste begin van het menschelijk leven stond onder zijn hoede (J.

Consivius). Met deze opvatting stemt overeen de latere rationaliseerende sage, welke hem tot den schepper der wereld of den oudsten koning van Italië maakt; als zoodanig zou hij reeds vóór Saturnus of Jupiter op den Janiculum (zie ald.) geheerscht en vandaar uit de zegeningen van den landbouw, van scheepsbouw, munten enz. verspreid hebben. Op munten komt zijn afbeelding veelvuldig voor; op die van Hadrianus zelfs vierhoofdig. Een oud standbeeld zou, naar men verhaalt, in de rechterhand 300, in de linker 65 steentjes gehouden hebben, wat in verband werd gebracht met de 365 dagen van het jaar. Een zoon van J. en Juturna heette Fontus; zijn echtgenoote of geliefde was Cardea, de godin der deurposten.

< >