vlaamsch schrijver, geb. 13 Dec. 1815 te Antwerpen, studeerde in de medicijnen, die hij echter slechts korten tijd beoefende, richtte in 1844 te Brussel het blad „Vlaemsch België” (later „Vlaemsche Belgen” genoemd) op, redigeerde 1847 —48 met Vleeschhouwer het vooral tegen de franschgezinden gerichte spotblad „De Roskam” (later „Vaderland” geheeten), was eenigen tijd redacteur van het kath. „Journal d’Anvers” en van het te Brussel uitgegeven blad „Emancipation”, werd in 1863 in zijn geboorteplaats tot lid van de Tweede kamer gekozen en overl. 22 April 1891 te Antwerpen. Zijn meest-gelezen werken zijn: Be Eruisvaerder (1840), Be Vloek (1841), Het Huis van Wezenbeke (1842), Herman de Schaliedekker, eene Antwerpsche legende (1844), Bokter van Broomenveldt (1845), Het lot, eene schets van vlaemsche dorpszeden (1846), Eene bruiloft in de XVIde eeuiv, Antioerpsche legende (1847), Gedichten (1848 en 1883), Palamedes een Klinkdicht van Vondel (1861), Leven is liefde, een gedicht in spraekzang ' (1874), Conscience’s praelgraf (Antw. 1886).
In zijn meeste belietristische werken teekende hij zich Johan Alfried de L.