Gepubliceerd op 14-03-2021

Jan gijsbert verstolk van soelen

betekenis & definitie

(baron) nederl. staatsman, geb. 1777 te Rotterdam. In 1809 benoemde koning Lodewijk hem tot landdrost van Gelderland.

Op last van het destijds te Amsterdam gevestigde ministerie protesteerde hij tegen de bezetting der provincie Gelderland door fransche troepen. Ofschoon dit protest aan keizer Napoleon werd opgezonden, benoemde deze hem tot prefect van Friesland. In deze betrekking wist hij met veel beleid de aan zijn bestuur opgedragen provincie zooveel mogelijk voor de drukkendste lasten der Fransche overheersching te vrijwaren. Toen de voorhoede der verbonden legers ons land was binnengerukt, beschouwde hij zijn ambt als geëindigd, en werd hij, ten gevolge zijner weigering om met de waarneming er van voort te gaan, gevangen genomen en naar het hoofdkwartier der geallieerden opgezonden, doch spoedig weder in vrijheid gesteld. De souvereine vorst bestemde hem tot gezant bij het russische hof, doch droeg hem inmiddels het bewind van het groothertogdom Luxemburg en de aangrenzende provinciën op. Van 1815—22 was hij gezant te Petersburg, waar hij velerlei handelsbetrekkingen regelde.

Als minister van buitenl. zaken (1825) legde hij groote diplomatieke bekwaamheden aan den dag, zoowel bij de destijds aanhangige onderhandelingen betrekkelijk de Rijnvaart, als later bij de verwikkelingen, waarin ons land door de afscheuring van België was geraakt. In den zomer van 1833 nam hij te Londen deel aan de aldaar gevoerde conferentiën, en tegen het einde van dat jaar vertegenwoordigde hij ons land op het congres te Weenen. In 1841 tot minister van staat benoemd, bracht hij zijn verderen tijd in rust door en overleed 1845 te ’s Gravenhage. Men vindt onderscheidene zijner staatkundige schriften in den „Recueil de pièces diplomatiques relatives aux affaires de la Hollande et de la Belgique de 1830 jusqu’en 1833” (Den Haag, 1833, 3 dln.).

< >