nederl. dichter, in 1599 geb., bracht het grootste deel van zijn leven door op het door hem in een uitvoerig, onderhoudend geschreven leerdicht verheerlijkt landgoed Ockenburg, nabij Loosduinen, waarvan hij eigenaar geworden was door zijn huwelijk met de weduwe van den lieer van Groeneveld, zoon van Oldenbarneveld. Hij overl. op dit buitengoed in 1670. Minnedichten (1624), welgeslaagde vertalingen van Virgilius’ Eneis, de Ileroïdcs en de Ars amandi van Ovidius, de Troas van Seneca, 6 Comedien van Terentius en de Lans stultitiae van Erasmus enz., zeer goede Psalmberijming (1655).
De meeste zijner gedichten zijn verzameld uitgegeven als Alle gedichten van J. Westerbaen (1672, 3 dln.).