deensch kanselredenaar en godgeleerde, in 1775 te Kopenhagen geb., werd in 1801 predikant te Spjellerup op Seeland en in 1834 bisschop van Seeland. Hij overl. in 1854.
Modellen van kanselwelsprekendheid zijn vooral zijn Ordinationsreden (2 verzamel., 1840—46). Onder zijn andere schriften verdienen vermelding: Om den kunst at praedike (1810), Entwickelung des Begriffs des Glaubens (1820), Ueber den Begriff der christl. Dogmatik (1831) en vooral Betrachtungen über die christl. Glaubenslehre (2 dln., 1833).