een woord met drieërlei beteekenis:
1) bij de oude Egyptenaren naam van die priesters wier taak het was acht te geven op de sterren; zij moesten ten allen tijde met den stand daarvan op de hoogte zijn, den koning het aanbreken van den dag melden en hem opgeven welke uren van den dag het gunstigst waren voor de dagtaak die hem wachtte; bij optochten van godsdienstigen aard gingen deze priesters, beladen met sterrenkundige werktuigen, vooraan.
2) Later noemde men H. dat punt van de ecliptica, hetwelk juist op het oogenblik van een of andere gebeurtenis opgegaan was. Was deze gebeurtenis een geboorte, dan heette dat punt de nativiteit. In dit punt bevindt zich volgens de astrologen de genius der geboorte, de planeet, gedacht als godheid, onder wiens bescherming een mensch staat. Om te weten of een dag voor een of andere belangrijke handeling gunstig of ongunstig was, zocht men te bepalen in welk huis (d. i. teeken van den dierenriem) de genius der geboorte zich alsdan zou bevinden en in hoeverre de aspecten der andere planeten een gunstigen of ongunstigen invloed op hem zouden uitoefenen (zie Kiesewetter, Geschichte des Occultismus, dl. 2, pag. 243 v.v., Lpz. 1895).
3) H. heeft Eble eindelijk een instrument genoemd, waarmee men den tijd tot op ½ minuut nauwkeurig kan bepalen.