(gr., met heiligen naam) koning van Syracuse, kleinzoon en opvolger van Hiëro II, zoon van Gelo en Nereïs, de dochter van koning Pyrrhus van Epirus, besteeg in 215 v. Chr. op 12-jarigen leeftijd den troon.
Wel had Hiëro vóór zijn dood 15 voogden over zijn opvolger aangesteld en stervend hun de belofte afgenomen, dat zij den jongen koning zouden aansporen, trouw te blijven aan het verbond met de Romeinen; doch H. wist zich spoedig van zijn voogden te ontdoen en sloot daarop terstond een verbond met de Carthagers; zijn onbekwaamheid was echter oorzaak dat er een samenzwering tegen hem werd gesmeed, ten gevolge waarvan hij in 214 vermoord werd, in de 15de maand zijner regeering. Hierop werd Syracuse door de Romeinen de oorlog aangedaan en de stad in 212 door Marcellus veroverd.