violist, geb. 5 April 1856 te Zeist, leerling van zijn vader, Bahmen, Joachim (Hochschule te Berlijn), Vieux' temps en Cornelis. Werd 1871 pensionair van Z.
M. Koning Willem III. Was concertmeester van den vorst van Schwarzburg-Sondershausen (1879), dito te Hannover (1880—82), daarop van het „Gewandhaus” te Leipzig en grondde daar een strijkquartet, waarvan hij leider was. In 1889 volgde P. Lauterbach op als concertmeester in de Kon. Kapel te Dresden.In de voornaamste steden van Europa trad P. als solist op.