Gepubliceerd op 17-02-2021

Ham

betekenis & definitie

1) Buiging van het been, kniekuil.

2) Het gedeelte van het lichaam, dat gelegen is tusschen de knie en de heup; verder de dij met het zich daaraan bevindende vleesch; bout, achter- en voorbout van een varken, meestal gezouten en gerookt gegeten.
3) Een hoek aangeslibd land.

< >