of huano (spaansch), een zeer werkzame meststof, die hoofdzakelijk bestaat uit de (min of meer door allerlei chemische processen veranderde) uitwerpselen van zeevogels, en gevonden wordt op de eilanden en in de continentale kustgebieden der regenlooze zone van Zuid-Amerika, soms in hoogstens 25 centimeter machtige lagen, soms in opeengehoopte massa’s van 60 meter hoogte. Blijkens het in 1604 verschenen werk Comentarios reales, van de hand van Garcilaso de la Vega, kende men reeds toenmaals de werkzame kracht dezer stof; in 1802 bezocht Alex. von Humboldt de merkwaardige vindplaatsen op *de Chinchaeilanden en bracht de eerste monstersi naar Europa., In 1840 kwam de eerste scheepslading G. te Liverpool aan.
Genoemde eilanden zijn thans geheel uitgeput; de hier gevonden G. bestond gemiddeld voor 2/3 van haar gewicht uit een stikstofhoudende organische zelfstandigheid, urinezure, oxalzure ammoniak enz., en bevatte 13—14 °/0 stikstof; de rest was voornamelijk phosphorzure kalk. Daar de organische zelfstandigheid licht oplosbaar is in water, worden alleen in regenlooze of tenminste regenarme gewesten ruime hoeveelheden van goede G. gevonden, terwijl op plaatsen met overvloedige regens in het geheel geen of onbruikbare G. is bewaard gebleven. Zoo zijn op verschillende punten van landen aan den oceaan guanoachtige massa’s gevonden, doch deze kenmerken zich alle door een gering gehalte aan stikstof, zoodat zij als meststof weinig of geen waarde hebben; deze massa’s, gewoonlijk phosphatiscbe G. geheeten, bestaan grootendeels uit phosphorzure kalk, hare onmiddellijke werking als mest is zeer gering, wijl de daarin bevatte phosphorzure kalk wegens haar moeilijke oplosbaarheid in den grond slechts langzaam in werking komt; daarentegen vormen zij een uitmuntende grondstof ter bereiding der z.g. superphosphaten. De Peru-G., thans, hoewel nog merkelijk armer aan stikstof dan die van de Chincha-eilanden, de beste die in den handel voorkomt, bestaat uit een geelbruine, aardachtige, met grootere en kleinere klompen doormengde massa, die veelal steentjes en andere vreemde stoffen bevat en daarom niet in ruwen toestand op het land gebracht kan worden, maar eerst moet gezuiverd en verpoederd, hetgeen tegenwoordig fabriekmatig geschiedt. De fabrieks-G. wordt verkregen door echte Peru-G. door middel van desintegratoren fijn te verdoelen en met een bepaalde hoeveelheid geconcentreerd zwavelzuur te vermengen; bij krachtige verhitting ontstaat dan een breiachtige, na afkoeling hard wordende massa, die dan opnieuw fijn wordt gemaakt. De toevoeging van zwavelzuur dient om de in de G. bevatte moeilijk oplosbare phosphorzure kalk in een licht oplosbare verbinding om te zetten, en om voorhanden ammoniakzouten te beletten te vervluchtigen.
Behalve deze G. worden nog allerlei, meest nagenoeg waardelooze preparaten als G. inden handel gebracht. Kunstmatige G.-soorten zijn: de granaat-guano, uit kleine zeeschaaldieren (garnalen enz.) bereide meststof, het vischmeel, de vleesch-guano (afval der vleeschextract-fabrikage in Zuid-Amerika), bloedguano (uit de gedroogde residu’s bij de bereiding van albumine uit bloed), G. uit menschelijke faecaliën; ook deze kunstmatige guano’s hebben echter weinig waarde.