Gepubliceerd op 17-02-2021

Goedereede

betekenis & definitie

1) G. of Goeree, westhelft van het eiland G. en Overflakkee, Z.-Holl., vroeger een afzonderlijk eiland, in 1751 door een in de Scharrezee gelegden dam en later door landaanwinning met Overflakkee verbonden.

2) Goedereede-en-Overflakkee, zuidelijkst eiland , van Zuid-Holland, bespoeld door de Noordzee, het Goereeschegat, het Haringvliet, het Volkerak en de Bieningen, 222 km.2 groot. Voorheen vermoedelijk met Schouwen en OostVoorne verbonden, door de werking van het water daarvan losgemaakt, werden de beide deelen, Goedereede en Overflakkee, in 1751 door een dam met elkander verbonden, terwijl in de 18de en 19de eeuw vooral aan de noord- en oostzijde door indijkingen aanzienlijke stronken lands werden herwonnen.
3) Gemeente in Zuid-Holland (arrond. Rotterdam, kanton Sommelsdijk), grenst ten n. aan het Goereeschegat, ten z. aan de Bieningen, overigens aan de gemeenten Ouddorp en Stellendam, 7 km.2 groot (voor het meerendeel vette kleigronden, aan het Goereesche-gat duinvormend alluvisch zand), afgedeeld in verschillende polders. De gemeente bevat het stadje G. en eenige verspreide woningen en telde 1 Jan. 1902: 1178 inw. Kiesdistrict Zierikzee; personeele belasting 8ste klasse. Het stadje G., reeds in den aanvang der 14de eeuw versterkt, in de 15de eeuw een bloeiende plaats met visscherij en handel op Engeland,

Frankrijk en de Noordsche rijken, geraakte later wegens het verzanden der haven in verval; thans telt het ongeveer 930 inw.; buiten de stad sinds 1834 een kustlicht. In 1831 verkreeg het een vrije jaarmarkt, in 1428 sloeg het een aanval der Zevenbergers af, in 1482 werd het nagenoeg geheel door brand verwoest, in 1499 verdreef het een Hoeksche vloot onder Frans van Brederode, in 1604 verijdelde het een aanslag van den antwerpschen admiraal Jakob Boey. In 1618 werden bij een watervloed overblijfselen eener oude stad gevonden, die men den naam gaf van Oude wereld.

< >