duitsch geleerde en dichter, geb. 1 Nov. 1607 te Neurenberg, studeerde te Altdorf en te Straatsburg, deed langdurige reizen in Nederland, Engeland, Frankrijk en Italië, waardoor hij een voor dien tijd ongewone kennis van talen verkreeg. Zijne duitsche en latijnsche geschriften van geschiedkundigen, belletristischen en anderen inhoud, van welke vooral de Poëtische Trichter (3 dln., 1650—53) vermelding verdient, maken 50 boekdeelen uit.
H. was echter evenmin een grondig geleerde als een echt dichterlijke geest. Meerdere van zijn gedichten worden gevonden in de door hem uitgegeven Frauenzimmergesprdchspielen (1641 en 1849, 8 dln.), een soort encyclopedie in samenspraken. Met zijn dichterlijke vrienden stichtte hij in 1644 te Neurenberg de Pegnitz-orde. Hij overl. 22 Sept. 1658 als lid van den gemeenteraad van Neurenberg.
