Gepubliceerd op 23-02-2021

Gaius marius

betekenis & definitie

beroemd rom. veldheer, geb. 155 v. Chr. nabij Arpinum, zoon van een landman.

Hij diende in den Numantischen oorlog (133), werd quaestor en in 119 volkstribuun; 115 was hij praetor en daarna kreeg hij het bestuur over Spanje. Hij was gehuwd met Julia, een zuster van den vader van Julius Caesar. In 109 vergezelde hij als onderbevelhebber Quintus Caecilius Metellus in den oorlog tegen Jugurtha, keerde 108 naar Rome terug om naar het consulaat te dingen, verkreeg dit voor het jaar 107 en werd tevens belast met het invoeren van den jugurthijnschen oorlog; door zijn overwinningen (107 en 106) bereidde hij de uitlevering van Jugurtha voor; de uitlevering zelf bereikte M.’ Quaestor Sulla, wat de eerste aanleiding was tot de latere vijandschap en naijver tusschen deze beide mannen. Toen de Cimbren en Teutonen Italië bedreigden, werd aan M. als den knapsten veldheer, van 104—100 voortdurend het consulaat opgedragen; hij vernietigde de Teutonen en Ambronen in 102 en de Cimbren in 101. Na zijn triomf liet hij zich verleiden tot openlijken opstand tegen den heerschenden adel, doch bedacht zich bijtijds en onderdrukte zelf den opstand. Hierdoor verloor hij veel van zijn invloed, en Sulla werd de leidende persoon; van 91—89 voerden zij nog samen bevel in den Bondgenootenoorlog, doch in 88 werd Sulla door den senaat belast met de leiding van den oorlog tegen Mithridates.

Een poging om dit senaatsbesluit te vernietigen mislukte; Sulla voerde zijn leger tegen Rome aan en maakte zich meester van de hoofdstad; de leiders der volkspartij werden verbannen en moesten vluchten. M. ontkwam per schip, werd echter door een storm op de kust van Italië teruggeworpen en dwaalde in de Pontijnsche moerassen rond, totdat hij ontdekt en gevankelijk naar Minturnae gebracht werd. Het stadsbestuur wilde "hem eerst ter dood brengen maar veranderde van besluit (naar verhaald wordt, omdat de met de terechtstelling belaste cimbrische slaaf voor den vreeselijken blik van M. gevlucht was). M. nam daarop de vlucht naar het eiland Cerina (thans Kerkein) op de kust van Tunis, waar hij bleef totdat tijdens de afwezigheid van Sulla in 87 de volkspartij onder Cinna te Rome weer de overhand gekregen had. M. rukte daarop aan het hoofd van een bende gespuis naar Rome op en hield daar eenige dagen op verschrikkelijke wijze huis om wraak te nemen over zijn verbanning; met Cinna was hij consul voor het jaar 86, doch overl. reeds op den 17den dag.

< >