Gepubliceerd op 29-01-2021

Funen

betekenis & definitie

deensch Fynen. Ha Seeland het grootste der deensche eilanden, ligt tusschen de Groote- en de Kleine Belt, en beslaat een oppervlakte van 2915 km. F. vormt met Langeland, Taasinge, Arö en een 20-tal kleinere eilanden de Funensche eilandengroep of het stift Funen, 3453 r] km. groot, in 1900 met 279,501 inw. Het eiland is 80 km. lang en tot 67 km. breed; de kust vertoont tal van fjorden, als de Odensee-fjord, 15 km. lang, in het n.o., de Gamborg-fjord in het w., enz.; het zuiden en westen is ten deele heuvelig (Fröbjerg, 131 meter), overigens vlak en vruchtbaar; onder de vele riviertjes is de Odensee-Aa (60 km lang) de voornaamste ; enkele der talrijke meren zijn zeer vischrijk, inzonderheid het Arreskov-meer; 7% van den bodem is met bosschen bedekt, allen het eigendom van particulieren. F. bevat vele verstrooide hoeven, landgoederen en kasteelen, doch geen enkele groote binnenstad. Het eiland is verdeeld in twee ambten, Odensee (n.w. deel, 1752 ff km. groot, in 1901 : 151495 inw.), en Svendborg (met Langeland en verscheidene kleinere eilanden, 1700 [j] km., 1901: 128.006 inw. Odensee, de hoofdstad, is het centraalpunt der spoorwegen die naar Bogensee, Strib, Aarö, Faaborg, Svendborg en Slibshavn gaan.