duitsch staathuishoudkunkundige, geb. 6 Aug. 1789 te Reutlingen, was van 1817—19 prof. te Tubingen, werd in 1822 wegens een petitie aan de regeering tot 10 maanden vestingstraf veroordeeld en week in 1825 naar Pennsylvanië uit, waar hij zijn belangrijke economische studiën Outlines of a new system of political economy (Philad. 1827) schreef, waarin hij de theorie van A. Smith bestreed.
Hij maakte voor het overige vooral propaganda voor uitbreiding van het spoorwegverkeer. In 1830 volbracht hij een hem opgedragen zending naar Europa, vestigde zich in 1832 te Hamburg en in 1833 als consul te Leipzig en was onvermoeid werkzaam om het plan van een algemeen spoorwegnet te verwezenlijken. Hij gaf verscheidene opstellen en geschriften, o. a. Ueb. ein deutsch. National-Transportsystem (1838) en vooral zijn opzienbarend National System der polit. Oekonomie (1 d. 1841), daarover uit, hield zich van 1837—41 te Parijs op, richtte te Augsburg, waar hij zich daarna vestigde, het „Zollvereinsblatt” op en streed voor de uitbreiding van de tolvereeniging, enz.
In 1844 begaf hij zich naar Oostenrijk en Hongarije, waar hij door de verschillende partijen gehuldigd werd. Naar lichaam en geest lijdende, maakte hij op een reis door Tirol bij Kufstein, 30 Nov. 1846, door een pistoolschot een einde aan zijn leven. Zijn Gesammelte Schriften (3 dln., Stuttg. 1851) zijn in het licht gegeven door Hanssen.