Eender leiders van de sociaal-demokratische partij in Duitschland, geb. 22 Febr. 1840 te Keulen; hij bezocht de dorpsschool te Brauweiler (Rijnprovincie), later de volks- en de zondagsschool te Wetzlar, bereisde als handwerksgezel (houtdraaier) Zuid-Duitschland en Oostenrijk, ging in 1860 naar Leipzig, vestigde zich daar als meester-houtdraaier,' en trad intusschen in de arbeidersbeweging; in 1865 werd hij voorzitter der Arbeiter-Bildungsverein te Leipzig, van 1864—67 was hij lid van de permanente commissie van bestuur van de Duitsche arbeidersverenigingen, van ’67—69 voorzitter daarvan. Omstreeks dezen tijd door Liebknecht voor den internationalen strijd der arbeiders gewonnen, was hij van dezen strijd weldra een der ijverigste en welsprekendste propagandisten.
Het 17de kiesdistrict van het koninkrijk Saksen (het district Glauchau-Meerane), vaardigde hem in 67 af naar den NoordDuitschen Rijksdag en in 71 naar den Duitschen Rijksdag. Ook in deze lichamen betoonde hij zich een der begaafdste leiders zijner partij, welke zich, ter onderscheiding van de meer nationaalgezinde Lassalleanen, tot 1875 de Eisenacher Arbeiderspartij noemde, en met den te Londen door Marx geleiden Internationalen Arbeidersbond in nauwe betrekking stond. B. kwam meermalen met den strafrechter in aanraking; in 69 onderging hij een gevangenisstraf wegens het verspreiden van leeringen, die gevaarlijk voor den staat werden geacht, 17 Dec. 1871 werd hij aangeklaagd van „toebereidselen tot hoogverraad“, gevangen genomen en 26 Mrt. 72 met Liebknecht te Leipzig tot twee jaren vestingstraf en weinige maanden later, wegens majesteitschennis, tot 9 maanden gevangenisstraf veroordeeld; tevens werd hem zijn rijksdagmandaat ontnomen; het volgend 'jaar werd hij niettemin in zijn district herkozen. In 1877 aanvaardde hij een mandaat voor Dresden; in 81 werd hij door het district LeipzigLand naar den Saksischen Landdag afgevaardigd. In 1886 werd hij met een aantal geestverwanten wegens Geheimbündelei (het oprichten van geheime, verboden bonden) tot 9 maanden gevangenis veroordeeld. Heftig bestreed hij alle voorstellen tot legeruitbreiding en vooral de militaire wet van Bismarck.
Na opheffing der socialistenwet (1 Oct. 90) vestigde hij zich te Berlijn, tengevolge waarvan hij zijn saksisch mandaat moest neerleggen (Sept. ’91), werd redacteur van het orgaan Vorwärts, beheerde de partijkas, bekleedde in de partij allerlei ambten, en bleef rusteloos voor uitbreiding dier partij werkzaam, steeds naar onderlinge eensgezindheid strevende, en geheel staande op den bodem der wettelijke actie In Aug. 1900 leidde hij de reusachtige demonstratie te Berlijn, bij gelegenheid van Liebknecht’s begrafenis. Zijn voorn. geschriften zijn: Unsere Ziele; Der deutsche Bauernkrieg (1876), Die parlamentarische Thätigkeit des Deutschen Reichstags und der Landtage (1876), Christenthum und Socialismus; Die'Fr au in der Vergangenheit, Gegenwart und Zukunft (1893, in 1891 versehene onder den titel: Die Frau und der Socialismus); Die mohammedanischarabische Kulturperiode im Orient und Spanien (1884); Die Sonntagsarbeit (1888); Zur Lage der Arbeiter in den Bäckereien (1890.)