duitsch dichter, geb. te Zeblin 1715, overl. te Frankfort a. Oder 1759, diende in het pruisische leger onder Frederik II en werd in den slag van Kunersdorff doodelijk gewond.
Hij had veel omgang met Gleim, Weisse, Bodmer, Breitinger, Geliert en Lessing. Zijn meest bekende werken zijn de oden Dem Preusischen Heere en Lob der Gottheit en zijn landgedicht Der Frühling.