1) een zoon van Euphranor, dichter der middelbare grieksche comedie. geestig, en vooral liefhebber van de parodie, leefde 376 voor Ch. Hij zou 104 stukken gemaakt hebben, waarvan fragmenten van meer dan 50 blijspelen en titels zijn bewaard gebleven. Hij bewerkte vooral mythische stoffen en dreef den spot met de oude treurspeldichters, voornamelijk met Euripides.
2) E van Anaphlystus, een invloedrijk redenaar en demagoog, lieveling des volks, maar van zeer nadeelige strekking, vooral in het bestuur der geldmiddelen, door de wet, dat de bespaarde gelden uit al de kassen voor het theoricum zouden besteed worden, en ieder met den dood zou gestraft worden, die hierin een verandering zou voorstellen. Eerst kort voor den slag bij Chaeronea, werden zij tot hunne oorspronkelijke bestemming, de krijgskas, teruggebracht. E was een hevig tegenstander van Demosthenes, wiens tegenpartij hij was bij de verdediging van Midias en Aeschines, die vroeger zijn klerk geweest was; door zijn invloed nam de aanklacht tegen den laatste eene gunstige wending voor den beklaagde. Als gezant naar Philippus werd hij door deze gewonnen en sloot hij den voor Athene nadeeligen vrede van 346. Hij stierf in 330 v. C., eerder dan Demosthenes