Gepubliceerd op 29-01-2021

Erfenis

betekenis & definitie

Het geheele vermogen, de nalatenschap van een overledene (erflater), de vereeniging, het complex, van alle hem toekomende zoowel persoonlijk als zakelijke rechten, voor zoover deze krachtens erfrecht door erfopvolging op anderen (erfgenamen) kunnen overgaan.

Een E. is geen rechtspersoon, geen subject maar een object van rechten, die worden uitgeoefend door een des erllaters opvolgers (de erfgenamen of den Staat). Ben E. valt open op het oogenblik van den dood des erflaters; tegelijkertijd komen zijn opvolgers geheel in zijn plaats en wel krachtens uiterste wilsbeschikking (zie Uiterste wil) of krachtens erfopvolging (zie ald.) bij versterf. De E. behoort van het oogenblik van den dood des erflaters aan de erfgenamen; zijn deze niet dadelijk bekend of wordt de E. door hen verworpen, zoo wordt de E. als een onbeheerde nalatenschap (zie ald.) beschouwd. Een erfenis kan door de erfgenamen aanvaard of verworpen worden (zie beneden), en de wet staat ieder wien een E. is opgekomen een bedenktijd toe (zie Beraad); zij kan voorts hetzij zuiver hetzij onder voorrecht van boedelbeschrijving (zie ald.) worden aanvaard. Niet louter de aanvaarding der E. maakt de erfgenamen tot erfgenamen, maar zij zijn het van zelf, krachtens wet of testament; de aanvaarding is slechts een bevestiging hunner kwaliteit. De erfgenamen treden van rechtswege in het bezit der erfenis, en zijn derhalve gerechtigd om de daartoe belioorende goederen werkelijk in bezit te nemen. Bij geschil over het erfgenaamschap kan de rechter sequestratie (zie ald.) der goederen bevelen. De erfgenaam heeft daarom een rechtsvordering tot verkrijging der erfenis (he.mUtutis pctitio), tot afgifte van al wat zich in de erfenis heeft bevonden, met de vruchten en inkomsten enz. Deze vordering kan door elk der erfgenamen, ieder voor zich, voor zijn aandeel worden ingesteld tegen allen, die de nalatenschap of' iets daarvan in hun bezit hebben, ’t zij deze het onder zich houden zonder daartoe gerechtigd te zijn, en zelfs tegen hen, die er zich ter kwader trouw van hebben ontdaan. De vordering vervalt door het verloop van een termijn van dertig jaren na het openvallen der erfenis. Het Burgerlijk wetboek bepaalt ten aanzien van het aanvaarden (artt. 1090—1102) en verwerpen (artt. 1103—1111) eener E. in hoofdzaak het volgende :

Aanvaarding Een erfenis kan of zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving, worden aanvaard. Niemand is gehouden eene hem opgekornene erfenis te aanvaarden. Erfenissen, aan getrouwde vrouwen, minderjarige en onder curatele gestelde personen opgekomen. kunnen niet wettiglijk worden aanvaard, dan met inachtneming der wetsbepalingen welke die personen betreffen. Het aanvaarden eener erfenis heeft eene terugwerkende kracht tot op den dag waarop dezelve is opengevallen. De aanvaarding eener erienis geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend; dezelve geschiedt uitdrukkelijk, wanneer men in een authentiek of onderhandsch geschrift den titel of hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; de aanvaarding geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam eene daad verricht, welke zijne meening, om de erfenis te aanvaarden noodzakelijk aan den dag legt, en waartoe hij slechts in zijne hoedanigheid als erfgenaam zoude zijn bevoegd geweest. Indien erfgenamen verschillen omtrent het al of niet aanvaarden eener erfenis, kan de een dezelve aanvaarden, en de andere die verwerpen. Indien de erfgenamen verschillen omtrent de wijze van aanvaarding eener erfenis, wordt dezelve onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Wanneer iemand aan wien eene erfenis is opgekomen overleden is, zonder die verworpen of aanvaard te hebben, zijn deszelfs erfgenamen bevoegd de erfenis in zijne plaatste aanvaarden of te verwerpen. Een meerderjarige kan tegen eene door hem gedane aanvaarding eener erfenis niet in zijn geheel worden hersteld, dan alleen in het geval dat die aanvaarding mocht geschied zijn ten gevolge van dwang of van een te zijnen opzichte gepleegd bedrog. Hij kan niet tegen zijn aanvaarding opkomen, onder voorgeven van daardoor benadeeld te zijn, dan alleen in geval de erfenis meer dan de helft is verminderd, ten gevolge der ontdekking van eene op het oogenblik der aanvaarding onbekende uiterste wilsbeschikking. De bevoegdheid om eene erfenis te aanvaarden verjaart door het verloop van dertig jaren, te rekenen van den dag waarop dezelve is opengevallen, mits vóór of na het verloop van dat tijdvak de nalatenschap aanvaard zij door een van degenen die door de wet, of door een uitersten wil, daartoe geroepen zijn; onverminderd echter de rechten van derden op de nalatenschap, door eenigen wettigen titel verkregen. De erfgenaam, die de erfenis verworpen heeft, kan dezelve nog aanvaarden, zoolang zij nog niet door degenen welke door de wet of door een uitersten wil geroepen worden aanvaard is, behoudens de rechten van derden.

Verwerping Het verwerpen eener erfenis moet uitdrukkelijk geschieden, en moet plaats hebben door middel eener verklaring, afgelegd ter griffie van de arrond.-rechtbank, onder welks ressort de erfenis opengevallen is. De erfgenaam die de nalatenschap verwerpt wordt geacht nooit erfgenaam geweest te zijn. Het erfdeel van dengenen die de erfenis verworpen heeft, wordt door recht van aanwas door zijne mede-erfgenamen verkregen. Indien hij alleen erfgenaam is, vervalt hetzelve aan de nabestaanden in den volgenden graad, of, indien er geene bloedverwanten in den graad, waarin men erven kan, aanwezig zijn, aan den overgebleven echtgenoot Indien deze allen de nalatenschap verwerpen, kan de staat dezelve vorderen. Hij die eene erfenis verworpen heeft kan nimmer hij plaatsvervulling vertegenwoordigd worden; indien hij de eenigc erfgenaam in zijnen graad is, of indien alle de erfgenamen de erfenis verwerpen, komen de kinderen uit eigen hoofde en erven bij gelijke deelen. De bevoegdheid om eene erfenis te verwerpen kan door geene verjaring verloren gaan. Men kan, zelfs bij huwelijksche voorwaarden, geenen afstand doen van de erfenis van iemand, die nog in leven is, noch de rechten vervreemden, welke men, bij vervolg van tijd, op zoodanige erfenis mocht kunnen verkrijgen. Erfgenamen welke goederen , tot eene nalatenschap behoorende, hebben te zoek gemaakt, of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de erfenis te verwerpen: zij blijven zuivere erfgenamen, niettegenstaande hunne verwerping, zonder dat zij eenig deel in het tezoek gemaakte of verborgene mogen vorderen. Niemand kan tegen de verwerping eener nalatenschap worden in zijn geheel hersteld, dan in geval die verwerping heeft plaats gehad ten gevolge van bedrog of dwang.

< >