Gepubliceerd op 29-01-2021

Elft

betekenis & definitie

of meivisch, Alausa vulyar'ns, de grootste onzer inlandsche haringachtigen, een visch van een zijdelings saamgedrukte lichaamsgedaante, zaagvormig getande buikzijden, en zeer fijne, puntige tandjes, die licht uitvallen; ook de vrij groote schubben zijn zeer los bevestigd en vallen gemakkelijk af; de E. wordt gemiddeld 60 cm. lang en 2!/2 kilogr zwaar; de rug is metaalglanzig olijfgroen, de zijden hebben een goudachtigen weerschijn; zij leeft in alle europ. zeeën van den 62’u'" noorderbreedtegraad tot i/d Middel], zee, ook a/d kusten van Nederland, en op vrij aanzienlijke diepte, zoekt echter i/h voor jaar, dicht a/d oppervlakte onrustig rondzwemmend, riviermonden op, zwemt dan ook de rivieren wel op, doch verlaat deze onmiddellijk na het kuitschieten weer, terwijl het jonge broed zich eerst het eerstvolgend jaar in volle zee begeeft; de E. voedt zich met kleine visschen en schaaldieren; de zich gedurende den rijtijd in de rivieren ophoudende visch neemt geen voedsel tot zich. Men vangt de elft met den hengel on met netten, inzonderheid aan de monden van groote rivieren, daar zij zich vooral hier in grooten getale ophouden; haar vleesch is uitmuntend en komt eenigszins dat van de zalm nabij; het wordt versch (gebakken, gestoofd) alsook gerookt en gezouten gegeten. Alauxa finta, een kleinere soort (45 cm. lang, 1 kg. zwaar), is aan de zijden gevlekt, gelijkt overigens de gewone elft en leeft ook in dezelfde zeeën, zwemt echter eerst in Juni de rivieren op; baar vleesch is onsmakelijk, slechts die welke in het Comomeer worden gevangen (antesimi) brengen goede prijzen op.

< >