elft
elft - Zelfstandignaamwoord 1. (vissen) Alosa alosa een haringachtige, die paait in de bovenloop van rivieren en beken en ooit inheems was in de Benelux ♢ In Frankrijk en Engeland komt de elft nog wel voor . Synoniemen meivis
Wiktionary (2019)
elft - Zelfstandignaamwoord 1. (vissen) Alosa alosa een haringachtige, die paait in de bovenloop van rivieren en beken en ooit inheems was in de Benelux ♢ In Frankrijk en Engeland komt de elft nog wel voor . Synoniemen meivis
Peter Joh. M. Zuidweg (2016)
Een aan de fint verwante zoet-zoutwaterrondvis en behoort tot de ‘haringachtigen’. In Nederland vrijwel uitgestorven en komt dan ook zelden op de menukaart voor. Alleen verkrijgbaar in de maand april. 9
Van Dale Uitgevers (1950)
I. m. (-en), v. als stofn., zekere zeevis, de grootste soort van het geslacht haring (Alosa vulgaris), tot 1 m lang; zwemt tegen de paartijd in ’t voorjaar de rivieren op; wordt vers en gerookt gegeten; — (zegsw.) het eerste onweer in Maart pakt de elft bij zijn staart. II. v. (-en), (gew.) engerling, kwatworm; het masker van de meikeve...
Winkler Prins (1949)
(Clupea alosa), tot de Haringachtigen behorende zeevissoort. Trekt in het voorjaar de grote rivieren op om te paaien. Gerookte elft is een gezochte lekkernij.
dr. ir. P. Schoorl (1938)
Elft is een zoowel in zout als zoet water voorkomende vischsoort, welke naast de zalm in onze groote rivieren voorkwam. Wordt tot 70-80 cm lang.
M. J. Koenen's (1937)
(zeevis van het geslacht der haringen; Lat. alausa vulgaris) 1. (voorwerpsn.), m. elften: de elft zwemt in ’t voorjaar onze rivieren op om kuit te schieten; 2. (stofn.), v.: elft eten; volksn. Meivis.
John Kooy (1933)
soort haring; zeevisch, die i/h voorjaar de rivieren opzwemt, om kuit te schieten, wordt tot 80 cm lang. Sterft steeds meer uit.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: