(Meles) Zoogdiergeslacht van de groep den Landroofdieren, Fera, en van de fam. d. Marterachtigen Mustelina; meestal wordt slechts een enkele soort, Meles taxus, aangenomen, hoewelandere zoölogen meerdere soorten aannemen (Meles labradoria Sab., Meles amahuma Temm.) ; de das is 75 cM. lang, met een 18 cM. langen staart, ongeveer 30 cM. hoog, en tot 20 kilogram zwaar, van gedrongen lichaamsbouw met dikken hals, langen kop, sterk toegespitsten snoet, kleine oogen en ooren, stevige graafnagels aan de voorpooten, sterk behaarden staart, en onder dien staart een klierzak, die een kwalijkriekend vocht bevat; de pels is lang- en stijfharig, aan den rug grijswit met zwart gemengd, aan de zijden roodachtig, aan de voeten en de onderzijde bruinzwart; de kop is meest wit met twee strepen; het wijfje is meest kleiner en lichter van kleur: in hetgetaljder kiezen, 5/5, stemmen de dassen met de marters, i/d gedaante daarvan, vooral van den zeer grootengeknobbelden maaltand in de bovenkaak, met de stinkdieren overeen, met wie zij ook den klierzak onder den staart • gemeen hebben. De das komt in Europa tot den 609ten breedtegraad voor, in Midden- en Noord-Azië tot aan de rivier Lena; het dier legt aan eenzame plaatsen, aan de zonnige zijde van begroeide heuvelen en ook wel aan kale hoogten enz., zich een onderaardsch hol aan met vier tot acht zeer lange gangen, waarvan gewoonlijk slechts twee als in- en uitgang, de overige als vluchtgangen en luchtbuizen dienen; in dit hol, gewoonlijk la 172 meter onder de aardoppervlakte gelegen, en zeer sober van bouw, houdt het dier zich overdag op, en brengt het grootendeels slapende den winter door; soms bewoont de das eenzelfde nest met den vos, waaromtrent nog allerlei jagersfabelen in omloop zijn. De das is een weinig gezellig, schuw nachtdier ; zijn voedsel bestaat uit insecten, eieren, jonge vogels, reptielen, honig, vruchten en wortelen, zoodat hij als omnivoor kan worden aangemerkt; hij sleept slechts weinig naar zijn nest; overdag verschijnt hij dikwijls aan den uitgang van het hol, vooral op zonnige warme dagen; de winterslaap dien hij ineengerold met den kop tusschen de voorpooten doorbrengt, eindigt tegen Februari, en wordt bovendien nog dikwijls onderbroken; de paartijd valt in Oct; alsdan leven de dassen meest paarsgewijs bijeen; in Febr. werpt het wijfje 3 tot 5 blinde jongen, welke tot in de herfst in het nest blijven en in het tweede jaar volwassen zijn. De das bereikt een leeftijd van 10 totl2jaren;zijn vleeschis eetbaar, dat der jonge dieren wordt zelfs als zeer smakelijk geroemd en geldt in Zwitserland en Frankrijk als een delicatesse, het bevat echter niet zelden trichinen; de huid dient, wijl hij ondoordringbaar is voor vocht, voor weitasschen, overtrekken van koffers en ransels, zadeldekken enz.; de meeste dassehuiden komen uitDuitschland, Hongarije, Denemarken, Rusland en Tartarije; van de haren worden penseelen vervaardigd ; het vet (dassevet) en bloed (dassebloed) was voorheen in de geneeskunde in gebruik; het vet is geelwit, riekt als ganzenvet, en is zeer vloeibaar. De dassejacht geschiedt door opwachting van het bij dier zijn nest, door opjaging met afgerichte honden, en door het dasgraven: het uitlaten van meerdere honden in een dassehol, dat men vervolgens uitgraaft. Oud gevangen dassen zijn in het minst niet voor temming vatbaar; jonge dieren daarentegen kunnen zeer tam en aanhankelijk worden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk