Dareios, Darjawusch, perzische koningsnaam, beteekent volgens Herodotus „de krachtige”.
1) Darius, zoon van Hystaspes, uit het oude perzische koningsgeslacht, der Achemeneden (zie aldaar) regeerde van 522—485 v. Chr.; hij diende onder Cambyses in den veldtocht tegen Egypte en beklom na den moord van Smerdes, door wien Cambyses was opgevolgd, door een list van zijn stalknecht den perzischen troon. Door huwelijk verbond hij zich nog nader met de familie van Cyrus, waarmede hij reeds door geboorte verwant was. Het streven zijner regeering was zoowel vergrooting van gebied, als een goed binnenlandsch bestuur. Het afgevallen Babylon onderwierp hij weder (517) door de zelfopoffering ,en het verraad van Zopyrus, en ondernam daarop met 700,000 man in 513 v. C. een veldtocht tegen de Scythen. Hij stak naar Thracië over, sloeg met behulp der Grieken van Klein-Azië een schipbrug over den Donau en vervolgde de Scythen, die hem in schermutselingen afmatten zonder een slag in het open veld te wagen, tot in hunne wildernissen, doch moest tot den terugtocht besluiten en bereikte na ontzettende verliezen den Donau weder, waar slechts Histiaeus de Grieken, die door den raad van Miltiades bijna reeds overreed waren, had tegengehouden om de brug af te breken. De veldheer Megabazus, die in Thracië was achtergelaten, onderwierp de landen aan den Bosporus, terwijl Darius na zijne terugkomst in Azië het rijk naar andere zijden uitbreidde, in het o. tot aan den Indus, in het w. door de verovering van Barca in Afrika. De opstand. der ionische Grieken, dien hij, in spijt van de hun door de Atheners en Eretriërs gezonden hulp, weder bedwong, noopte hem maatregelen te beramen ter onderwerping van de Grieken in Europa. Zijn schoonzoon Mardonius werd in ’t jaar 495 v. C. daartoe afgezonden. De vloot werd grootendeels bij het voorgebergte Athos vernield, het leger te land veroverde wel Macedonië, doch leed ook groote verliezen en Mardonius moest terugtrekken. Nu verlangde Darius door gezanten van de Grieken onderwerping, welke slechts Athene en Sparta weigerden, terwijl zij de gezanten mishandelden. Daarop zond Darius Datis en Artaphernes met een talrijk leger en een vloot naar Griekenland; Eretria op Euboea werd ingenomen en verwoest, de inwoners werden naar Azië weggevoerd in de omstreken van Susa, doch de wraakoefening op Athene werd door de nederlaag der Perzen bij Marathon (490) verijdeld. De over deze nederlaag verbitterde konlng werd in nieuwe plannen door den dood gestuit, in 485;
2) Darius II Nothos (eigenlijk Ochos), onechte zoon van Artaxerxes Longimanus, regeerde van 423—405 v. Chr., baande zich door het vermoorden zijner broeders den weg tot den troon, 423, had met vele opstanden te kampen en liet zich door zijne sluwe vrouw Parysatis beheerschen. Door omkooping en list dempte hij de meeste opstanden; slechts Egypte, waar Amyrtaeus zich tot koning had opgeworpen (408) kon hij niet weer ten onder brengen. Aan den peleponnesischen oorlog nam hij geen werkdadig deel. Darius stierf in 405, zonder, naar den wensch van Parysatis, haren lievelingszoon Cyrus de regeering na te laten.
3) Darius III, Codomannus, laatste vorst van het geslacht der Achemeniden (336—330 v. Chr.), kleinzoon v. Artaxerxes II, zoon v. diens dochter Sisygambis, deed zich het eerst kennen in den oorlog tegen de Gadusiërs en werd door den egyptischen eunuchus Bagoas, na den moord van Arses, op den troon verheven. Darius, een vorst van edele hoedanigheden en aangenaam uiterlijk, bezat evenwel meer de deugden van een burger dan van een vorst die in staat was om een zoo verward rijk, als het perzische, te regeeren. Wel verhief hij zich met kracht tegen Bagoas, dien hij liet ombrengen, toen deze hem naar het leven stond, doch in den strijd tegen Alexander den Groote kon hij het rijk niet redden. Hij stierf na den slag bij Gaugamela door het verraad van Bessus en andere satrapen, 330 v. Chr.; zie ook Alexander de Groote.