Gepubliceerd op 23-02-2021

Herodotus

betekenis & definitie

de eerste eigenlijke geschiedschrijver der Grieken, geb. omstreeks 484 v. Chr. te Halicarnassus in Carië, overl. omstreeks 425 (te Athene of te Thurii), stamde uit een aanzienlijk geslacht, vluchtte voor den tiran van zijn vaderstad, Lygdamis, naar Samos; teruggekeerd, werkte hij mede tot den val van Lygdamis, verliet echter spoedig wegens de wangunst zijner medeburgers opnieuw zijn geboorteplaats en thans voor altijd, en begaf zich naar Athene, waar hij in 445 in het openbaar een gedeelte van zijn geschiedkundig werk voorlas en van staatswege een belooning van 10 talenten ontving.

Vervolgens begaf hij zich naar de in 444 door Athene gestichte kolonie Thurii in Beneden-Italië, welke voor hem een tweede vaderstad werd. Vandaar uit moet hij Athene, waar hij met de voornaamste mannen, zooals Pericles en Sophocles, in vriendschappelijke betrekking stond, nog meermalen bezocht hebben. De historische en geografische stof voor zijn geschiedkundig werk heeft H. meerendeels verzameld op zijn reizen, welke hij op verschillende tijden ondernam. Naar Klein-Azië, Griekenland en Beneden-Italië voerden hem zijn levensomstandigheden; buitendien deed hij groote reizen over zee naar de Zwarte zee tot aan den cimmerischen Bosporus, naar Cyprus, Egypte, Cyrene, Tyrus, te land door Egypte van Naucratis tot Elephantine en door het perzische rijk van de kust tot naar Susa. Hij draagt den naam van „Vader der geschiedenis” omdat hij de eerste was die het plan voor een breed opgezet geschiedkundig werk opvatte, een feit van beteekenis in de wereldgeschiedenis. Dit werk, dat door de alexandrijnsche grammatici in negen, met de namen der Muzen aangeduide boeken verdeeld werd, heeft tot hoofdonderwerp den strijd tusschen barbaren en Hellenen, in het bijzonder de beide perzische oorlogen.

H. begint met de geschiedenis der Lydiërs, gaat dan op de Perzen over en van deze op de Egyptenaren, Babyloniërs en Scythen, om dan de oorlogen der Grieken met de barbaren in meer samenhangende voorstelling te schilderen. Talrijke afwijkingen in de afzonderlijke deelen geven mededeelingen van allerlei aard over landen en volken, die min of meer in verband tot de feiten stonden, zoodat het werk, dat een tijdruimte van ongeveer 300 jaren, van de tijden van koning Gyges tot het jaar 479, omvat, in zekeren zin in haar geheelen omvang de historische kennis van dien tijd weergeeft. Heerscht van den eenen kant volgens zijn geheelen opzet een meer epische eenheid in het werk, van den anderen kant wordt het geheele verhaal gedragen door deze eene grondgedachte, dat alle geschiedenis het resultaat is van een zedelijke wereldorde, welke de lotgevallen der menschen regeert, en dat elke overschrijding van de door de eeuwige orde gestelde perken den „nijd der góden” verwekt en de wrekende Nemesis over het hoofd van den schuldige en van zijn nakomelingen haalt. Twijfelachtig is het, of H. het besluiten van zijn werk met de inneming van Sestus, een weinig beteekenende en voor slotpunt zelfs niet geschikte gebeurtenis, bedoeld heeft dan wel in de voortzetting door den dood verhinderd is. H., ofschoon van geboorte een Doriër, heeft evenals zijn voorgangers, de logografen, geschreven in het ionische dialect; met deszelfs weekheid en vloeiendheid is de eenvoudigheid van den stijl en de naïveteit van het verhaal in de schoonste harmonie. De hoofdwaarde van zijn geschiedkundig werk ligt in den uiterst rijken inhoud daarvan, in de onuitputtelijke menigte van berichten over bijna alle volken der destijds bekende wereld.

Wel was H. nog verre van een critisch geschiedvorscher, ofschoon bij ook geenszins zonder eenig oordeel schreef, zooals zijn scherpe onderscheiding tusschen eigen aanschouwing, mededeeling van anderen en bloote meening bewijst, evenals zijn manier van doen, om bij tweeërlei overlevering aan beide partijen het woord te geven en de beslissing aan den lezer over te laten. In ieder geval was het zijn naarstig streven, overal de waarheid te doorgronden en hij heeft ook datgene, wat hij zelf gezien of beleefd heeft, scherp waargenomen en meestal juist voorgesteld, zooals dan ook vele sedert lang betwijfelde berichten over vreemde landen op verrassende wijze door nieuwere onderzoekingen bevestigd zijn. Tegenover de niet-Grieken heeft geen enkele andere Griek zulk een zin voor rechtvaardigheid getoond als H.; ten opzichte der grieksche verhoudingen heeft hem een steeds matige voorliefde voor Athene tot enkele verkeerde oordeelvellingen, vooral over Corinthe en Thebe, verleid. Ook zijn godsdienstige opinie heeft somwijlen de objectiviteit van zijn historische opvattingen benadeeld. Onder de belangrijke uitgaven van H.’s werk noemen wij slechts die van Schweighauser (met de aanteekeningen der vroegere uitgevers, 6 dln., Straatsburg 1816), Gaisford (3de dr., 4 dln., Oxford 1849), Bahr (2de uitg., Leipzig 1856—61), Stein (2 dln., Berlijn 1871), Sayce (dl. 1—3, met gebruikmaking van de nieuwste onderzoekingen, Londen 1883), van Herwerden (4 dln., Utrecht 1884—88); onder de vele kleinere uitgaven met verklaringen die van Stein (Leipzig, herhaaldelijk) en van Abicht (ald., herhaaldelijk). Een Lexicon Herodoteum werd uitgegeven door Schweighauser (2 dln., Straatsburg 1824, Londen 1841).

Voorts draagt nog den naam van H. een biographie van Homerus (uitgeg. door Westermann in Biographi graeci minores, Brunswijk 1845), dat echter een maaksel van lateren tijd is. Vergel. Dahlmann, Herodot, aus seinem Buch sein Leben (Altona 1824), Bauer, Herodots Biographie (Weenen 1878), Hauvette, Hérodote, historiën des guerres médiques (Parijs 1894).

< >