(Cupuliferae), de Napjesdragende gewassen. Plantenfamilie (Phaneroganen, Angiospermen, Dicotylen, Choripetalen) van de groep der Amentaceeën, met een 40-tal meest in de noordelijk gematigde zone voorkomende soorten; het zijn groote statige hoornen of rijk getakte heesters met afwisselende, enkelvoudige, vinnervige bladen; bloemen éénsiachtig, bijna altijd éénhuizig, mannelijke bloemen tot rolronde, zelden tot kogelronde katjes vereenigd, naakt of door een schubachtig schutblad ondersteund, en van een schub- of kelkachtig bloemdek voorzien; meeldraden 5—20 in aantal, met één-of tweehokkige helmknopjes, vrouwelijke bloemen alleenstaande of op elkander gehoopt, in meerdere of mindere mate door een hulsel (napje, capula) omgeven, dat uit een zeker aantal onderling vergroeide schutblaadjes bestaat; bloemdek met het vruchtbeginsel ineengesmolten, en daardoor teruggebracht tot een smallen, vrijen, bovenstandigen zoom; vruchtbeginsel 2-, 3-, of meerhokkig; hokjes met 1—2 hangende eitjes; stijl kort; stempels even talrijk als de hokjes v/h vruchtbeginsel; vrucht een onderstandig, leer- of houtachtig, niet openspringend nootje, dat door mislukking éénhokkig en eenzadig is, en door het verder uitgroeiende, blad- of kelkachtige, uitwendig dikwerf schub- of doornachtige, nu eens vliezige en dan weder leer- of houtachtige napje geheel of gedeeltelijk omgeven wordt, en daaraan met een breeden voet is vastgehecht; zaden hangende, van eene vliezige zaadhuid voorzien, zonder kiemwit, geheel gevuld met de rechte kiem, wier zaadlobben nu eens vliezig, en dan weder dik en vleezig zijn, en bij ’t kiemen (als b. v. bij den eik) onder den grond blijven. Bij den kastanje zijn zij tot één geheel met elkander vereenigd. Tot de C. behooren de belangrijkste inlandsche breed gebladerde boomen, welke in de noordelijke gematigde luchtstreek bijna uitsluitend de bosschen vormen; de meesten leveren gezocht timmerhout; anderen uitmuntend brandhout; buitendien bevatten niet weinigen in de schors en andere deelen eene aanzienl. hoeveelh. looistof, terwijl velen eetbare vruchten dragen of andere nuttige producten leveren. In Nederl. komen soorten voor 7an de geslachten Quercus (eik), Fagus (beukj en Castanea (tamme kastanje).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk