in de spreektaal Coni.
1) Provincie van het koninkrijk Italië, het zuidelijkst deel van het landschap Piemont, grenst ten n. aan de prov. Turijn, ten o. aan Alessandria, ten z.o. aan Genua, t. z. aan Porto-Maurizio, ten z. en z.w. aan Frankrijk, is 7135½ km.2 groot, telt 640,000 inw , en is verdeeld in de vier districten Alba, Cuneo ('190.000 inw ), Mondovi en Saluzzo, tezamen met 263 gemeenten; de bodem is ten deele bedekt met uitloot.ers van de Cottische en de Zee-alpen en behoort overigens tot de Po-vlakte; behalve de Po zijn de hoofdrivieren: de Bormida, de Belbo, de Tanaro, de Stura, de Maira en de Varaita; de grond wordt goed bebouwd en levert graan, vlas, hennep, ooft, kastanjes, noten en moerbeziën; het mijnwezen strekt zich uit over de ontginning vtm ijzer-, lood- en zilvermijnen, benevens van marmer- en granietgroeven, de industrie over zijdespinnerij, weverij, fabrikage van laken, lijnwaad, leer, glas en fayence.
2) Cuneo, hoofdplaats van de prov. en van het district C., aan de saamvloeiïng van de Stura en de Gesso, in een vruchtbare en goedbebouwde omgeving, is zetel van het provinciaal bestuur, van een bisschop, heeft 14.000, en als gemeente 25.000 inw., straten met arcaden, traaie kerken en paleizen, een gymnasium, een lyceum, een seminarie, zijdespinnerijen, wolweverijen, papierfabrieken, uitvoerhandel (graan, zijde, hennep, naar Lombardije, Zwitserland en Duitsehland), — De stad, sinds 1382 een bezitting der graven van Savoie, was in de 16de eeuw sterk bevestigd en had meerdere belegeringen te doorstaan; op 30 Sept, 1744 leverden de Franschen en Spanjaarden hier de tot ontzet aanrukkende Sardiniërs en Oostenrijkers den slag aan de Stura, in 1796 werd de stad door de Franschen ingenomen; 4 Dec. 1799 moest de fransche bezetting onder Clement kapituleeren; na den slag bij Marengo viel C. andermaal den Franschen in handen (lt'Ol), die daarop de vestingwerken slechtten; C. was hierop gedurende de fransche heerschappij hooidstad van het departement der Stura.