Gepubliceerd op 20-01-2021

Cruciferen

betekenis & definitie

(Cruciferae), de Kruisbloemigen. Plantenfamilie (Phanerogamen, Angiospermen, Dicotylen, Choripetalen) van de orde der Rhoadinen of Crucifloren, met een 1200-tal over de geheele aarde, vooral echter in Zuid-Europa en Klein-Azië verbreide soorten.

De C. zijn éénjarige, zelden overblijvende kruiden of halve heesters, met afwisselende, enkelvoudige of vindeelige bladen, de onderste veelal gesteeld en dikwijls tot éen wortelroset vereenigd, de bovenste gewoonlijk stengelomvattend. Steunblaadjes ontbreken; de kruidachtige deelen zyn niet zelden met verlakte of stervormige haren bedekt; de bloemen zijn tot schermvormige, later in de lengte uitgroeiende tuilen vereenigd. en worden bijna nimmer door schutblaadjes ondersteund; de kelk is vrij, 4-bladig, en valt ten laatste af; steeds 4, op den bloembodem gezeten en kruisgewijs (van daar kruisbloemigen) geplaatste bloembladen; 6 meeldraden, eveneens op den bloembodem ingeplant, tetradynamisch (de beide zijdelmgsche korter dan de vier overige); het vruchtbeginsel is vrij, uit twee, ten opzichte der as rechts en links geplaatste vruchthladen gevormd, wier verdikte randen de zaadlijsten voorstellen, en die door het dunne tusschenschot, dat dikwerf onvolkomen is of geheel ontbreekt, met elkander verbonden zijn; de styl, waar hij voorhanden is, is enkelvoudig en eindehngs, en draagt (overeenkomstig liet aantal zaadlijsten) 2 stempels, die naar voren en naar achter gekeerd zijn; de vrucht is eene hauw, die door mislukking dikwert éénzadig is en dan met openspringt; in ieder hokje der vrucht bevinden zich 1 of 2 rijen van zaden met eene dikke schaal, wier opperhuid dikwijls een vleugelvormigen rand vormt Het kiemwit ontbreekt De kiem is gekromd, terwijl het worteltje nu eens tegen de rugzijde, en dan weder eenerzijds langs de randen der zaadlobben gelegen is, of ook wel door deze laatsten, die alsdan eens of meermaler geplooid zijn, omgeven wordt.

Deze zeer duidelijk en scherp gekarakteriseerde familie, wel „één groot geslacht” genoemd, wordt vooral in de noordelijke gematigde zone door eene groote verscheidenheid van vormen vertegenwoordigd. Bijna alle planten, welke zij bevat, onderscheiden zich door een zeker gehalte aan zwavelhoudende etherische olie, die haar eene vluchtige scherpte verleent. Velen worden daarom dan ook als bloedzuiverende en antiscorbutiseh middelen in de geneeskunde gebruikt, terwyl weder anderen als kool, salade of groente, genuttigd of in ’t groot gekweekt worden, omdat zij de eene ot andere nuttige stof opleveren Eindelyk worden velen als sierplanten gekweekt.

Daar de Lmneaansche verdeeling der Cruciferen in Sihquosae en Siliculosae niet streng wetenschappelyk kon worden volgehouden, heeft DeeandoUe daarvoor een andere m de plaats gegeven, welke op de betrekkelijke ligging van de onderdeden der kiem berust, en op de dwarse doorsnede eener zaadkorrel gemakkelijk kan worden nagegaan; terwijl de afwijkingen in de vruchten en zaden als geslachtskenmerken zijn genomen.

In .Nederland hebben 37 geslachten van de familie der C. vertegenwoordigers, nl. Mattiola, Cheiranthus, Nasturtium, Barbarea, Turntis, Arabis, Cardamine, Hespens, Sisymbrium, Braya, Erysimum, Brassioca, Sinapis, Erucastrum, Diplotaxis, Alyssum, ï’arsetia, Lunana, Draba, Cochleana, Camelina, Suhularia, Thl«spi, Teesdalia, Iberis, Biscutella, Lepidmm, Capsella, Senebiera, Isatis, Neslea, Buneas, Cakile, Cliorispora, Rapistrum en Rhapbanus.

< >