Gepubliceerd op 20-01-2021

Chili

betekenis & definitie

of Chile. Republiek, gelegen aan de westkust van Zuid-Amerika, grenst ten n. aan de rivier Camarones, die het van de peruaansche prov.

Tacna scheidt, en aan de rivier Sama (17° 17' N.B.)„ ten o. met de hoofdkam van het Andesgebergte aan Argentinië, en wordt ten z. en vy. door den Grooten oceaan bespoeld; 'engte 4200 km., breedte alleen in de prov. Antofagasta ongeveer 400 km., overigens slechts 140 km., hier en daar zelfs nauwelijks 100 km. Eene door C. en Argentië benoemde commissie stelde in 1886 de zuidgrenzen vast; volgens deze regeling behoort tot C. bijna het geheele bezuiden 52° Z.B. gelegen deel van Patagonië, benevens de zuidelijke archipel (Territorio Magallanes) uitgezonderd de oosthelft van Vuurland en het Staten-eiland. De oppervlakte van C. bedraagt 753,216 km2.; daarvan komen 195,000 km2, op het territorium Magallanes.Algemeene gesteldheid

C. wordt aan de oostzijde in zijn grootste lengte begrensd door de Cordilleras; deze verloopen naar het westen in een lange vlakte, waaruit zich nog allerlei heuvelreeksen en kleinere berggroepen verheffen, die vruchtbare lengtedalen insluiten, en noch met de A.ndes in het oosten, noch met de Kust-Cordilleras saamhangen. Langs de westzijde van het land loopen de KustCordilleras, die aan de kust van Peru beginnen en zich over Chiloë en de Chonos-eilanden tot in Vuurland voortzetten. De passen, welke over de Andes naar de Argentijnsche republiek voeren, zijn meest, tamelijk hoog, tenminste in de midden- en noordelijke gedeelten; de door een spoorlijn doorioopen Uspallata- of Cambrepas beoosten Santa Rosa de los Andes is 3900 meter hoog; anderen zijn nog merkelijk hooger. Terwijl de hoofdketen der Andes uit mesozoïsche en in het uiterste noorden uit paleozoïsche gesteenten is saamgesteld, bieden de Kust-Cordilleras de kenmerken van een gebergte van oudere formatie; oude metamorphische en kristallijne schiefer, zandsteen, oude eruptiefgesteenten, porphier enz. zijn de hoofdbestanddeelen

Besproeiing

Het riviernet van C. is weinig ontwikkeld, daar de waterscheiding nabij de zee ligt; in het noorden is de rio Loa de eenige groote rivier; de rivieren aan de westhelling der Cordilleras ontspringende, vallen in de diepe dwarsdalen (cajones), betreden de vlakte, en doorbreken vervolgens de Kust-Cordilleras; in het n. bereiken zij ternauwernood de zee, in Tarapaca over het algemeen in het geheel niet; in het z. zijn zij tamelijk waterrijk. De grootste rivier van C., de Biobio, is 370 km. lang; overigens zijn nog te noemen de Aconcagna, de Maipo, de Rapel, de Maule, de Imperial, de Cautin, de Tolten, de Bueno, de Maullin; bevaarbaar zijn al deze meest slechts over enkele km. Merkwaardigerwijze ontspringen bezuiden 420 velen aan de oostzijde der Andes op de Patagonische hoogvlakte en doorbreken vervolgens het gebergte.

Klimaat

Bij de groote lengte-uitgebreidheid en de onregelmatige oppervlakte van het land is het klimaat zeer verscheiden. De nabijheid der met eeuwige sneeuw bedekte Cordilleras op de eene en die van den Oceaan op de andere zijde maken het over het geheel mild, gelijkmatig en gezond. Te Santiago is de gemiddelde jaar-temperatuur 13° C. (Jan. 19°, Juli 70), en de veranderingen tusschen dag en nacht bedragen hier dikwijls 14°. Verder naar het zuiden neemt de zomerwarmte beduidend af, terwijl de winterkoude ongeveer dezelfde blijft; eerst bezuiden Chiloë blijft de sneeuw ’s winters weken lang liggen. De grootste tegenstellingen levert C. op ten opzichte der regenverdeeling; terwijl in Atacama regen onbekend is, en men in Coquimbo slechts op ongeveer drie regendagen per j aar kan rekenen, hebben de midden-provinciën 57 regendagen, die meest allen op den winter komen ; de zuidprovinciën liggen geheel in het gebied der overheerschendejwestewinden en hebben diensvolgens een hoeveelheid regen die buiten de tropen zeldzaam is. De overheerschende winden zijn, overeenkomstig de gedaante van het land, noord en zuid; stormen zijn niet zeldzaam; in den winter richten stormen uit het n. en n.w. aan de kusten groote schade aan; de in de Andes woedende stormen zijn wijd en zijd gevreesd.

Delfstoffen

Vroeger dankte C. zijn welstand bijna uitsluitend aan zijn rijkdommen aan koper en zilver; eerst in den nieuweren tijd heeft de landbouw een gelijke beteekenis gekregen. De koper-industrie zetelt voornamelijk in de prov. Coquimbo en Atacama (Copiapó), waar nog elk jaar nieuwe mijnen ontdekt en in exploitatie genomen worden; de opbrengst aan koper wordt meest naar Engeland (Swansea) uitgevoerd. De chilische zilvermijnen liggen in een smallen gordel tusschen 26V2 en 34° Z.B. Hier en daar wordt ook goud gevonden; op verschillende punten aan de kust bevinden zich steenkoollagen, ook op Chiloë; de zg. Chilisalpeter, hoofdzakelijk afkomstig uit de voormalige peruaansche prov. Tarapaca, is een der hoofdartikelen van den uitvoerhandel des lands; ijzerertsen zijn rijkelijk voorhanden, doch worden niet ontgonnen; niet onbeduidend is de uitvoer van mangaanerts; borax bevindt zich in vele salares; onder de minerale bronnen zijn de zwavelthermen van Chillan de bekendste.

Planten

De vegetatie vertoont, bij het gebrek aan water der noordelijke provinciën, een toename van soorten van den keerkring tot aan den 403ten zuiderbreedtegraad; de plantengroei van het noorden sluit zich bij die van de westkust van Peru aan, vooral met' verschillende cacteeën in Atacama; op bewaterde punten gedijt de pisang. In de midden-provinciën komt na beëindiging der winterregens een ongemeen rijke plantengroei op, die binnen 6 weken haar toppunt bereikt, om dan binnen weinig tijd in de zomerhitte ten onder te gaan. Eéne palmsoort, Jubaea spectabilis, komt nog in Chili voor. Benoorden Santiago beginnen de wouden, die voorbij 35° Z.B. in dichtheid toenemen. Onder de Coniferen moet vooral de Araucaria imbricata vermeld, welke tot 30 meter hoog wordt en tusschen 37 en 39° de gebergten bedekt; bij 40° Z.B. treden hiervoor beukenworden in de plaats. Chiloë is vermoedelijk het vaderland van den aardappel. Fitzroya patagonica, die bij menigte in de wouden voorkomt, levert een uitmuntend timmerhout.

Dieren

De inheemsche fauna is niet rijk; onder de zoogdieren zijn te noemen: guanaco, vicuna, brilbeer, putna, stinkdier, herten. Onder de vogels is er eene, de door de planters gevreesde Bhytotoma rara, die tot Chili beperkt is; behalve in de provincie Valdivia is de vogelfauna, tengevolge der weinig ontwikkelde wouden, arm; vele ware boomvogels, als papegaaien, spechten, valken, zijn tot op den grond levenden ontaard; het klein getal kruipende diersoorten is, in vergelijking met de noordelijker gelegen streken, opvallend; van amphibiën komen alleen kikvorschen en padden en deze in tamelijke menigte voor. De zoetwatervisschen tellen enkele zeer bijzondere vormen; een soort komt in de Andes tot op hoogten van 4500 meter voor. Aan vlinders is C. arm, echter rijk aan kevers, waaronder zeer merkwaardige voorkomen.

Bevolking

Deze, in 1900 op ongev. 3l/2 mill. zielen geschat, zoodat C. tot de dichtstbevolkte streken van Zuid-Amerika behoort, is samengesteld uit nakomelingen van europeanen, indianen en menschen van gemengd ras; onder de nakomelingen van europeanen is ongeveer lli van spaanschen oorsprong; onder de indianen dragen velen spaansche namen; de onafhankelijkheid der snel uitstervende Araucaniërs is zoo goed als geëindigd. De bevolking is over het geheel beschaafder en beter ontwikkeld dan die van eenig ander gedeelte van Zuid-Amerika. De samenleving wordt daarom hier ook minder dan ergens elders in het voormalig spaansch Amerika in zijn natuurlijke ontwikkeling gestoord door tijdperken van politieke anarchie, en nadert snel de europeesche verhoudingen tusschen kapitaal en arbeid De gebieden van Patagonië en Vuurland zijn zoo goed als onbewoond.

De bevolking houdt zich in de zuidelijke helft des lands voornamelijk bezig met landbouw: van oudsher was zuidelijk Chili de korenschuur van Peru en Bolivia, zoowel als van de noordelijke mijndistricten; thans verschijnen de chilische producten zelfs op de europeesche markt. De voornaamste cultuurplanten zijn peulvruchten, aardappelen, hennep, tabak, walnoten, appelen, perzikken, druiven, aardbeziën, amandelen en vijgen. De meest zuidelijke provinciën, waar de overmatige vochtigheid den landbouw belemmert, hebben boomkw'eekerij en veeteelt de overhand. De bijenteelt levert eene aanmerkelijke hoeveelheden -was en honig.

De industrie, hoewel nog eenigermate staande op den trap van het klein bedrijf, uit europeesch gezichtspunt beschouwd, levert niettemin aanmerkelijke hoeveelheden zeep, bier, brandewijn en andere geestrijke dranken, meubelen en schoenen; — in het uiterste zuiden zijn een menigte zaagmolens.

Wat den handel aangaat, overtreft de uitvoer (salpeter, zilver, koren) den invoer (staaf-ijzer, blik, vet, timmerhout, manufacturen, suiker, steenkolen, luxe-artikelen, galanteriën). De uitvoer bestaat voor 40% uit salpeter, en voor evenzooveel uit koper. Voor den invoer staat Engeland (30 millioen pesos) bovenaan; daarop volgen Duitschland, Frankrijk, Argentinië en de Vereenigde Staten.

Bestuur

C., sinds 1818 onafhankelijk van Spanje, stelde in 1833 de tegenwoordig geldige grondwet saam. De wretgevende macht berust bij een nationaal congres, dat uit twee kamers (kamer van afgevaardigden of tweede kamer en senaat of eerste kamer) bestaat. De afgevaardigden (1 op elke 30.000 inw.) worden bij directe verkiezingen gekozen, voor 3 jaren; de senaatsleden, 1 op elke 3 afgevaardigden, voor 6 jaren. De uitvoerende macht is in handen van den voor 5 jaren indirect gekozen president, die volgens een nieuwe bepaling der grondwet na afloop van zijn ambtsduur niet herkiesbaar is; hij wordt bijgestaan door 6 ministers en eeu staatsraad van 11 leden, waarvan de president er 5, de senaat 6 benoemt. Chili is verdeeld in de volgende 23 provinciën en een territorie (oppervlakteberekening van 1896):

Provinciën . OPPERVL. in KM2. Provinciën. OPPERVL. in KM2.

Tacna . . . 22.500 Linares . . . 9.036

Tarapacä . . 50.000 Maule .... 7.591

Antofagasta 187.000 Nuble .... 9.210

Atacama . . 73.500 Concepcion. 9.155

Coquimbo . 33.423 Biobio . . . 10.769

Aconcagua . 16.126 Arauco . . . 11.000

Valparaiso . 4.297 Malleco . . . 7.400

Santiago . . 13.527 Cautin . . . 8.100

O’Higgins. . 6.537 Valdivia. . . 21.536

Colchagua . 9.829 Llanquihue. 20.260

Curicó . . . 7 545 Chiloë. . . . 10.348

Talca .... 9.527 Magallanes . 195.000

Elke provincie heeft als hoogste ambtenaar een intendant, en is in een aantal departementen verdeeld, elk met een gobernador (gouverneur) aan het hoofd, die door den president wordt aangesteld en ontslagen. In de steden bestaan gekozen gemeentebesturen. Ieder chilener is militieplichtig, uitgezonderd geestelijken en leeraars. Chili bezit ook een kleine oorlogsvloot. Hoofdstad is Santiago.

Alle godsdienstige gezindten genieten in Chili volle vrijheid voor de wet; alleen de r.-kath. ontvangt staats-subsidie; de geestelijkheid staat onder den aartsbisschop van Santiago en de drie bisschoppen van Serena, Conceptiónen Ancud. Voor het openbaar onderwijsisindenlaatsten tijd veel gedaan. Deleiding van het hooger onderwijs staat onder een Consejo de Instruccion superior (raad van hooger onderwijs), aan welks hoofd de rector der universiteit staat. De universiteit te Santiago, welke in de plaats is gekomen van de voormalige Universidad de San Pelipe, omvat 4 faculteiten (rechtsgeleerdheid en staatswetenschappen, medicijnen en pharmacie, physische en mathematische wetenschappen, en schoone kunsten); elke provinciale hoofdstad en vele van de hoofdplaatsen der departementen hebben een lyceum (gymnasium) met hetzij een zesjarigen cursus (Liceo de primera clase) of een driejarigen cursus (Liceo de segunda clase); er bestaat voorts een militaire academie, een kweekschool voor de marine, land- en mijnbouwscholen, kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen (escuelos normales), en een duizendtal openbare lagere scholen.

Het metalen geld is bijna geheel aan de circulatie onttrokken en er is bijna uitsluitend papieren geld in omloop; de munt-eenheid is de peso, ongeveer f 1.- a 90 cent; de gouden peso heeft een waarde van f 2.40.

Geschiedenis

Reeds de peruaansche Inkas deden meermalen pogingen de streken, die thans de republiek Chili vormen, te vermeesteren, doch zagen die telkens afstuiten op het hardnekkig verzet der bewoners van het zuiden. De Spanjaard Diego d’Almagro drong het eerst in 1535 van uit Peru in de tegenwoordige provincie Coquimbo door, weldra door een menigte andere avonturiers gevolgd, die zich hier sterkten bouwden, de noordelijke provinciën onderwierpen en na 1550 onder Pedro Valdivia tot aan de Biobio afzakten, waarde veroveraars op de krijgszuchtige Araucaniërs stieten en voorloopig tot staan werden gebracht. Tot 1797 vormde Chili een deel van het spaansche onderkoninkrijk Peru; in dat jaar werd het een zelfstandig kapitein-generaalschap. De gebeurtenssein in Spanje in den aanvang der 19‘,c eeuw deden ook hier, evenals in de overige spaansche koloniën in ZuidAmerika, de begeerte naar onafhankelijkheid ontstaan. In 1810 kwam te Santiago een junta bijeen, die 18 Sept. den markies de la Plata, een chilener, tot president koos. Een poging van den spaanschen overste Figuerra, den nieuwTen president te verjagen (1 April 1811), mislukte en werkte alleen een sterkere begeerte naar geheele losmakingyan het moederland uit.

Het op 9 Sept. 1811 geopende congres voerde zijn beraadslagingen echter nog in naam des konings van Spanje; in Sept. 1812 verjoegen de drie gebroeders José Miguel, Juan José en Luis Carrera het congres, en proclameerden, met het doel voor zich een nieuw rijk te stichten, Chili’s onafhankelijkheid. Abascal, onderkoning van Peru, zond in Juni 1813 generaal Pareja van Lima naar Zuid-Chili; deze keerde echter onverrichter zake terug. Een nieuwe revolutie bracht de dictatuur in handen van den overste Lastra, die bij verdrag van 5 Mei 1814 de souvereiniteit van Spanje weder erkende, waartegen zich de partij der Carrera’s met alle macht verzette; een burgeroorlog was hiervan het gevolg, die den inmiddels aangekomen spaanschen generaal Osorio zeer te stade kwam. De chileensche aanvoerder O’Higgins werd bij Rancagua verslagen (2 Oct. 1814), doch ontkwam met een goed deel zijner troepen over de Andes naar Mendoza, terwijl in Chili de spaansche heerschappij opnieuw bevestigd werd. In de La-Platastaten, die reeds hunne zelfstandigheid verworven hadden, en die zich ten volle bewust waren van het gevaar voor henzelve gelegen in herstel der spaansche heerschappij in Chili, vonden de uitgeweken Chilenen allen steun en bijstand; zij verzamelden zich onder generaal San-Martin tot een geordend leger; deze begon in Febr. 1817 zijn operatiën, bracht op 12 Febr. den Spanjaarden niet ver van Chacabuco aan den voet der Cordilleras een nederlaag toe en vermeesterde de chilische hoofdstad. In April werd generaal O’Higgins tot hoofd van den staat gekozen; 1 Jan. 1818 vaardigde deze een proclamatie uit, waarbij Chili zich onafhankelijk verklaarde.

Osorio versloeg wel op 19 Mrt. 1818 nog eenmaal de patriotten, doch leed zelf bij Maipu, 5 April een neerlaag, die Chili voor goed van de Spanjaarden bevrijdde. Lord Cochrane vermeesterde, als admiraal der republiek, in Jan. 1820 Valdivia, generaal Freyre in 1826 liet eiland Chiloë, de laatste punten waar zich nog spaansche garnizoens bevonden.

Burgeroorlogen, omwentelingen en tegenomwentelingen teisterden ook Chili in de eerste tijden na de afschudding van het spaansehe juk. Reeds 28 Januari 1823 zette eene partij O'Higgins af en koos generaal Freyre in zijn plaats, die in Juli 1828 verjaagd werd. In de plaats van de eerste grondwet van 1824 kwam 6 Aug. 1828 een tweede. Na Freyre werd generaal Pinto president en 5 April 1831 generaal Prieto, die de binnenlandsche rust eenigermate herstelde en vele nuttige instellingen in het leven riep Onder hem kwam de nog heden in hoofdzaken geldige grondwet van 1833 tot stand. De toenemende macht der republiek Bolivia en de krijgszuchtige houding van haar president, SantaCruz, leidde tot de oorlogsverklaring van 17 Mei 1837; de strijd eindigde in Mrt. 1839 met den val van Santa-Cruz en de afscheiding van Peru van Bolivia, het hoofddoel voor Chili van den oorlog. Bij verdrag van 25 April 1844 weid C. door Spanje als onafhankelijke staat erkend. In 1 841 was generaal Bulnes, die zich in den peruaanschen oorlog onderscheiden had, tot president gekozen; in 1844 werd hij herkozen: zijn 10-jarig b estuur bracht veel bij om den verwarden financieelen toestand des lands te ve rb e teren.

In Jan. 1852 werd de eerste chilische spoorlijn, Oopiapó - Caldera, geopend;

18 Sept. 1851 werd Manuel Montt tot president gekozen, die evenzoo dit ambt gedurende 10 jaren bekleedde; onder hem kreeg C. een burgerlijk wetboek, een wetboek van koophandel, een regeling van het gemeentelijk beheer, iets als een staatsbank (in Valparaiso), enz. Een opstand, die in Mrt. 1859 uitbrak, werd door de overwinning der regeeringstroepen bij Serena, 29 April, onderdrukt. In Montt’s plaats werd 18 Sept. 1861 José Joaquin Perez president. Gedurende zijn regeering werd C. in 1865 in een oorlog met Spanje gewikkeld, wegens het in het geheim bijstand verleenen aan Peru, dat met Spanje in conflict was. De spaansche admiraal Mendez Nunez blokkeerde in het najaar van 1865 de haven van Valparaiso; intusschen maakten Peru, Ecuador en Bolivia toebereidselen C. ter hulp te komen; dientengevolge verliet de spaansche vloot 14 April 1866 de haven van Valparaiso, oio zich tegen Callao te keeren; deze onderneming had echter geen gevolg. Hiermede namen de vijandelijkheden een einde; echter eerst in 1869 kwam door bemiddeling der Vereenigde Staten een tweejarige wapenschorsing tot stand, die op 12 April 1871 verlengd werd, waarbij tevens te Washington de vredehandel geopend werd. Omstreeks dezen tijd kreeg C. te doen met de Araueaniërs, vooral sinds deze door een franschen avonturier, koning Orélie Antoine I, werden aangevoerd. In 1871 werd Federigo Errazuriz, in 1876 Anibal Pinto president. De bevolking, omstreeks dezen tijd ruim 2 millioen zielen sterk, bestond destijds uit een ruw doch krachtig mengelmoes; de regeering bevond zich in handen eener kleine, het intellect en het grootbezit vertegenwoordigende, groep, die in 1879 een nieuwen oorlog, met Peru en Bolivia, begon. Aanleiding hiertoe gaf de ontdekking van groote hoeveelheden guano en uitgestrekte salpeterlagen in het noordelijk deel der woestijn Ataoama, tusschen den 23 en 24sten breedtegraad, een dorre, tot nog toe waardeloos geachte woestenij, waarvan de politieke grenzen tevoren niet met juistheid waren geregeld. Wel was de ontginning en exploitatie der gevonden natuurschatten tusschen C. en Bolivia aanvankelijk bij verdrag omschreven, doch laatstgenoemd land verhoogde gedurig de uitvoerrechten op de salpeter, wat de in het betwiste gebied ontstane bloeiende chileensche salpeter - industrie, waarbij vooral degenen die in Chili zelf de macht in handen hadden waren geinteresseerd, met algeheele vernietiging dreigde. C. protesteerde met klem tegen deze handelwijze van Bolivia, en bezette, toen dit vruchteloos bleek, 14 Febr 1879 de stad Antofagasta, benevens de havenplaatsen Mejillones, Cobija en Tocopilla. Peru, dat allereerst zijn bemiddeling aanbood, weigerde echter op de vordering van C. zich tot onzijdigheid te verbinden, waarop C. op 4 April ook Peru den oorlog verklaarde. De vijandelijkheden werden ter zee geopend; de chileensche vloot onder admiraal Robelledo, blokkeerde eerstens de peruaansche kust tot Mollendo en daarna in het bijzonder de havenplaats Iquique. 13 April had, niet ver van de monding der Loa, de eerste zeeslag plaats, waarin de chilische vloot de overwinning behaalde. 17 Mei ging de chileensche vloot van Iquique naar Callao, waarvan president Prado van Peru gebruik maakte om de bezetting van Iquique te versterken en de plaats opnieuw te proviandeeren ; doch hoewel de op 30 Mei hervatte blokkade van Iquique einde Juni moest worden opgegeven, doch door den zeeslag van 8 Oct. 1879 bleef Chili meester van de zee. Allereerst werd nu op 2 Nov. Pisagua beschoten en met 9000 man troepen eene landing gedaan: het grootste deel hiervan rukte onder generaal Èscala naar Iquique op, waar zich de hoofdmacht van het vereenigd peru-boliviaansche leger bevond, onder opperbevel van president Prado; deze laatste zond generaal Buendia met 8800 man generaal Escala tegemoet en 19 Nov. kwam het bij San Francisco (Dolores) tot een treffen; Buendia werd volkomen verslagen en tot den voet der Cordilleras vervolgd; Escala zette daarop den opmarsch naar Iquique voort, hetwelk hij op 21 Nov. bereikte, waarop de aldaar en in zuidelijk Peru staande troepen der verbondenen op Tarapaca terugtrokken; op 27 Nov bemachtigde Escala ook Tarapaca waarmee de geheele provincie van dien naam in handen der chilenen was, die oogenblikkelijk de rijke, op 6 milliard gulden waarde geschatte salpeterlagen begonnen te ontginnen- De geleden nederlagen en verliezen wekten zoowel in Peru als in Bolivia groote verbittering, en in beide landen werden de presidenten verjaagd ; in Bolivia kwam generaal Campero aan het roer, in Peru Pieróla; de oorlog werd nu met nieuwen moed doch even weinig gunstig gevolg vooitgezet. Chili blokkeerde op 10 April 1880 Callao, de haven van Lima; chileesche kruisers maakten alle voor Peru bestemde transportschepen buit; het eene sterke punt na het andere werd den Peruanen ontnomen; bij Lurin (einde Nov.) en Chorillos (12 Jan. 1881) leden de verbondenen zware nederlagen.: 17 Jan. werd Lima en 18 Jan. Callao stormenderhand genomeii, waarmee geheel het vijandelijk land feitelijk in de macht van Chili was. Daar er echter in Peru geen algemeen erkende regeering was, moest het land bezet worden gehouden, tot eindelijk op 20 Oct. 1883 met den president Iglesius een voorloopigen vrede kon worden gesloten, die 31 Maart 1884 kon worden bevestigd, én waarbij Bolivia zich nederlegde. De vredesvoorwaarden waren voor de overwonnen landen zeer hard; het geheele bestreden gebied kwam aan Peru, Bolivia moest de prov. Antafogasta afstaan, Peru de prov. Tarapaca definitief, en de prov. Tacna en Arica voorloopig voor den tijd van tien jaren, waarna de bevolking zelf zou hebben uit te maken aan welk land zij wenschte te komen. Op president Santa-Maria, die in 1881 gekozen was, volgde 18 Sept. 1886 Balmaceda, onder wien een budgetconflict in 1891 aanleiding gaf tot een burgeroorlog, waarin Balmaceda tegen de congrespartij de nederlaag leed en in Sept. 1891 door zelfmoord een eind aan zijn leven maakte; Jorje Montt werd nu president. Nauwelijks was de burgeroorlog beëindigd of Chili geraakte in ernstige verwikkeling met de Vereenigde Staten; in een vechtpartij nl. tusschen matrozen van de noord-amerik. kruiser Baltimore en chileensche burgers te Valparaiso was een matroos gedood; het geschil werd echter langs vredelievenden weg beslecht. President Monti zocht nu door het vormen van een regeering, waarin alle partijen aandeel hadden, de binnenlandsche rust te herstellen en tevens orde te stellen op de financiën; grensgeschillen met Argentinië werden in 1896 voorloopig in der minne bijgeiegd. Bij de presidentsverkiezing in Juli 1896 bleef de kandidaat de liberalen, de vroegere partij van Balmaceda, slechts weinige stemmen in de minderheid met dien der klerikaal-conservatieven, Errazuriz, die op 18 September 1896 zijn ambt aanvaardde; de regeering had in het congres slechts een zeer kleine en nog in twee fracties (conservatieven en liberalen) verdeelde meerderheid, zoodat de partijen elkander volkomen neutraliseerden en weinig positiefs tot stand gebracht kon worden; in Aug. 1897 werd daarom een zuiver liberaal kabinet (ministerie-Valdès) gevormd. In 1898 namen de grensgeschillen met Argentië weer alle aandacht in beslag; een oogenblik dreigde zelfs een oorlog tusschen beide landen uit te breken; bij de uitbreiding van marine en landmacht en de toebereidselen voor een mogelijken oorlog werden door de hoogste ambtenaren van den Staat knoeierijen op groote schaal gepleegd, die de een na de andere aan het licht kwamen, zoodat opzienbarende schandalen aan de orde van den dag waren; industrie en handel leden daaronder zeer, het staatskrediet daalde sterk, de finantieele toestand des lands werd slechter als ooit te voren; in 1898 moest papiergeld met dwang koers worden ingevoerd ; de handel kwam geheel in handen van duitsche ondernemers. President Errazuriz stond machteloos tegenover zijn congres, dat geheel door de grootkapitalisten en de partijhoofden werd beheerscht. lntusschen vorderden de geschillen met Argentinië, voornamelijk loopende over de Puna de Atacama, dringend oplossing. In Maart 1899 kwam te Buenos-Ayres een door beide republieken gevormd scheidsgerecht bijeen, bestaande uit vijf notabelen van elk der beide landen; besloten werd de einduitspraak aan de Vereenigde Staten op te dragen; de ambassade van dat land stelde daarop een grens vast, waarbij het grootste deel van het betwiste gebied aan Argentinië kwam, hetgeen in geenen deele Chili’s tevredenheid wegdroeg ; niettemin werd in de uitspraak berust. Op initiatief van president Roca van Argentinië werd in Aug. 1899 tusschen Argentinië, Chili en Brazilië een verdrag gesloten, volgens hetwelk voortaan onderlinge geschillen aan een scheidsrecht inhanden gegeven zouden worden. Bij de opening der Chilische kamers op 1 Juni 1899 nam het coalitie-ministerie Walker-Martinez ontslag; de zich juist uit alle liberale elementen gevormd hebbende liberale alliantie vormde daarop een nieuw kabinet onder Herboso, waarin de vrijzinnig-demokratische, voorheen Balmacedische partij, de overhand had; de oneenigheid der liberalen bewerkte echter reeds in Sept. 1899 den val van het ministerie en de vorming van een nieuw, saamgesteld uit conservatieven en liberalen van allerlei kleur, onder Bafael Sotomayor; dit trad reeds einde Nov., na het bijeenkomen der kamers af; Eli as Fernandez Albano stelde daarop wel een ander saam, doch voor hét meerendeel met de leden van het afgetredene 13 Juli 1901 overl. president Errazuriz; bij werd opgevolgd door Dr. Riesco, die volgens de geruchten voornamelijk op een militair program en meer oorlogzuchtige politiek jegens Argentinië werd gekozen.

< >