L. Plantengelacht v.d. fam. der Palmen, waartoe de eenige in Europa in het wild groeiende palmsoort, de bij Nizza, op Sicilië en Sardinië, in Italië, en vooral in zuidelijk Spanje en Portugal, en buiten Europa ook in Noord-Afrika voorkomende dwergpalm (C humilis), de palmito der Spanjaarden, behoort.
Deze in de vlakten van Andaluzië geheele streken woest land als laag struikgewas bedekkende plant heeft grauwgroene stijve waaiervormige bladen; de jonge bladen worden in Spanje en Italië als groente gegegoten; van de andere bladen vervaardigen de vrouwen van Algarvië en Mallorca sierlijk vlechtwerk; de vruchten vormen een hulpmiddel bij de cognacfabrikatie. In den regel is deze palm stamloos, zelden als b. v. bij Gibraltar, worden exemplaren met een 1 meter hoogen stam aangetroffen. Andere soorten van dit geslacht, als C. excelsa (Trachycarpus excelsa) worden als sierplanten gekweekt.
