Gepubliceerd op 20-01-2021

Benkoelen

betekenis & definitie

(in de landstaal Bangka-Oeloe). Residentie ter zuidwestkust van Sumatra; zij strekt zich uit van 2° 30’—-5°58 ’ Z.B en heeft een oppervlakte van 24.760 km2., met (1899) 157919 inw. benevens 146 europeanen, 659 chineezen, 40 arabieren en 3 andere vreemde oosterlingen; de noordgrens wordt gevormd door de Aëk (rivier) Mendjoeto, de oostgrens grootendeels door het Barisangebergte, hetwelk haar vanPalembang en de Lampongsche districten scheidt; zij bestaat sinds de laatste wijzigingen (staatsbl. 1893 no. 222), uit de volgende acht afdeelingen:

1. Benkoolen. bestaande uit de hoofdplaats B. (verdeeld in 2 districten: Tengah Padang en Malintang,) benevens de eilanden Poeloo Tikoes en Engano.
2. Ommelanden van Benkoelen (hoofdpl. Benkoelen), verdeeld in 18 marga's (op ZuidSumatra zooveel als district, oorspronkelijk stam de marga's hebben min of meer uitgebreid zelfbestuur): Bermani Soengaihitam, Semitoel, Bermani Perbo, Banghadjie, Djoeroekalaug,Merigie Soekoe doewaofMerigiePoend joeng, Merigie Oeloo Bangkoeloe of Merigic Klindang, Seloepoe baroe, Semidang kota Niocr Seloepoe lama, Semidang boekitKaboe, Seloepoe Lembak Selapan, Merigie Soekoe I of Merigie Limbak Selapan, Kadjang Sabidang Soekoe II, Proatin XII di tepi ajer, Proatin XII di darat, Kadjang Sabidang Soekoe I en Seloepoe djoeroe kalang, benevens de zelfstandige pasars Tabah Penandjoeng, Kandang, Atjeh, Silebar en Pondok kapoer.
3 Lais (hoofdplaats Lais), verdeeld in 6 marga’s: Kerkab, Palik. Ajer besie, Lais, Ajer Padang en Bintoenan en de zelfstandige pasar Lais.
4. Mokko Mokko (hoofdpl. Mokko Mokko), verdeeld in 6 marga’s: V Kota’s, XIV Kota’s, Bantal, Ipoeh, Seblat en Ketaun en 4 zelfstandige pasar’s: Mokko Mokko, Bantal, Ipoeh en Ketaun.
5. Scloema (hoofdplaats Loeboe Lintang), verdeeld in 15 marga's: Bang Seloepoe Loeboe Sahoeng, Bang Seloepoe Kebon agoeng, Bang Seloepoe Toemboehan, Lima boeah bada, Doea boeah kampong, Semidang boenga mas, Kota Padang, Anaq Pangie, Anaq berigo, Anaq Djentoelo Ketjil, Anaq LoeboeqBatang, Semidang resam, Semidang IV doesoen en Semidang babatan en 5 zelfstandige pasars: Ngalam, Koengkai, Seloema, Tallo en Alias.
6. Mana en Pasoomah Oeloe Mana (hoofdpl. Mana), verdeeld in 20 marga’s. Anaq Goemai, Anaq Tandjoeng Raja Toedjoe Poetjoekan, Soembai Besar (Mana): Ketjil, di locur Chalipah (Mana), Anaq Loeboeq Sirih, Anaq Doosoen tinggi, Tandjoeng Boentar, Loemboeq Oembai, Oeloe loerah, Semidang Moelak (Kedoerang), Soembai Besar (Kedoerang), di loear Chalipah (Padang Goetji), Anaq Kelarnpajan of Pendjalang, Semidang Moelak (Padang Goetji), Óeloe Loerah ilir, Oeloe Loerah oeloe, Soembai Besar Raboe Samat, en Soembai Besar Samat Poera en 3 zelfstandige pasars: Pino, Mana en Padang Goetji.
7. Kauër (hoofdplaats Bintoehan), verdeeld in 18 marga’s: Semidang, Goemai, Oeloo Kinal, Moeara Loeas, Oeloe Loeas, Tetap, Bandar. Moeara, Sambat, Senehaq, Oeloe Sambat, Moeara Nasal, Oeloe Nasal, Moeara Sahoeng, Oelaq Bandoeng, Soengei Aro, Moeara Sindang, Pematang Danau en Oeloe Danau en do zelfstandige pasar Bintoehan.
8. Kroë (hoofdplaats Kroë), verdeeld in 20 marga’s: Poegoeng Melaja, Poegoeng Penengahan, Poegoeng Tampak, Wai Sindie, Penggawa lima oeioe, Penggawa lima tengah, Penggawa lima ilir, Oeloe Kroë, Wai Napal, Tenoembang, Ngamboer, Ngaras, Bengkoenat, Blimbing, Liwa, Soekau, Kenbahang, Boewai Kenjangen, Boewai Bloengoe en Soewoh en de 2 zelfstandige pasars: Kroë en Pisang, alsmede de eilanden Poeloe Pisang en Betoewah.

In het Barisangebergte ontspringen vele kleine rivieren, die meest in zuidwestelijke richting naar de kust stroomen: de Ketaoen, die in deRed janglanden der residentie Palembang ontspringt, het Barisangebergte doorbreekt, het zuidelijk deel der afd. Mokko Mokko doorloopt en bij de gelijkn. hoofdpl. daarvan in zee valt, is de voorn. rivier van B. De kust is weinig ontwikkeld; onder de ondiepe inhammen zijn do Poeloebaai, de Sambatbaai, de Kroëb&ai, de Bengkoenatbaai on de Blimbingbaai de voornaamste. Do bevolking is verwant aan de stammen die de naburige streken bewonen en staat, als minder werkzaam van aard en bezield met een lichtelijk tot wederspannigheid overslaanden geest van onafhankelijkheid, niet zeer hoog aangeschreven. De landbouw staat in B. nog op lagen trap; de atd. Mokko Mokko is de eenige die rijst uitvoert; sinds 1798 worden in B. muskaatnoten en nagelen verbouwd; de pepercultuur vormt er van oudsher een belangrijken tak van bedrijf; verder worden er mais, tabak, katoen, suikerriet en kokos- enpinangboomen geteeld. Veeteelt is het hoofdmiddel van bestaan (buffels, schapen, geiten, pluimgedierte en in mindere mate ook rundvee, paarden, varkens.) Aan de kust houdt de bevolking zich ook met vischvangst bezig.

Omtrent de vroegere geschiedenis dezer streken is nagenoeg niets bekend. Men heeft verondersteld, dat Houtman op deze hoogte het eerst het land van Indië aanschouwde en op 11 Juni 1596 hier ten anker kwam; ook wordt het niet onwaarschijnlijk geacht, dat kapitein Bontekoe op deze toenmaals zeer onherbergzame kust aanlandde, na zijn rampspoedige reis in een open boot. Reeds in 1666 waren de Nederlanders in bezit van Sumatra’s westkust, van de rivier Bahras tot aan de rivier Sillehbar; ondanks de met den regent van B. gesloten verbintenissen vestigden de Engelschen zich hier in 1685; in 1714 bouwden zij aan de kust een sterkte, York gedoopt, en gelegen even ten noorden van de tegenwoordige hoofdplaats Benkoelen; drie jaren later legden zij het fort Marlborough aan; in 1719 werden zij echter door de inlanders verjaagd, doch wisten er later opnieuw vasten voet te krijgen tot in 1760, in welk jaar het door d'Estaing veroverd en bij ruiling aan Nederland afgestaan werd. Toen echter weldra bleek dat de jaarlijkseho uitgaven de inkomsten overtroffen, verilauwdo de belangstelling van Nederland voor B. snel en op liet einde der 18::'' eeuw werd het gewest door de Engelschen hernomen, die er in 1798 de eerste muskaat- en kruidnagelboomen overplantton, n.1. 66 nagel- en 850 nootïnuskaatboomen, waarvan zij in 1803 de eerste vruchten kregen, waarop de kundige RafHes de specerijcultuur op alle wijzen bevorderde; in 1804 had een nieuwe aanplanting van 7000 nagel- en 22000 nootmuskaatboomen plaats. In 1805 werd de engelsche resident Parr te Benkoelen door een troep inboorlingen overvallen en vermoord; zijn echtgenoote benevens zijn secretaris werden licht gewond; de Engelschen hielden hierop een verschrikkelijke wraakoefening, liepen over een groote uitgestrektheid aan de kust de dorpen af, vermoordden de gezamenlijke inwoners, en staken de huisjes in brand. Bij traktaat van 17 Maart 1824, te Londen gesloten, werd B., bij wijze van vergoeding voor Malakka, Singapora en de Nederl. nederzettingen aan de kust van het Indische vasteland, door Engeland aan Nederland afgestaan; het gewest werd in April 1825 door de Engelschen ontruimd; het nederl. gouvernement bracht den zetel van het hoofdbestuur van de stad B. naar Padang over.

In 1833 werd de nederl. hoofdambtenaar Knoeide door de inlanders vermoord. Door het gouvernement van Nederl.-Indië werd in den loop der 19'! eeuw op allerlei wijze beproefd het gewest meer productief te maken. Bij besluit van 20 Dec. 1825 werd ter ontwikkeling van de pepercnltuur bepaald, dat de peper voor rekening van het land voor f 30.— per 560 amst. ponden (1 bahar) benevens f 3.— per bahar toelage aan de hoofden zou worden ingekocht; bij besluit van 18 Nov. 1833 word o. a. de verplichte koffiecultuur ingevoerd, terwijl de toelage per bahar peper op f 7.— werd gesteld; genoemde besluiten bleven tot 1870 van kracht, doch hadden niet de verwachte resultaten. In 1870 werden de verplichte culturen vervangen door een hoofdgeld, dat in 1873 voor het eerst werd geheven, niet zonder verzet van de zijde dor bevolking, die in laatstgenoemd jaar een aanslag deed op het leven van den toonmaligen assistent-resident; diens opvolger, van Amstel, en de controleur Carstens werden 28 Sept. 1873 vermoord. 12 Jan. 1878 werd B. (staatsblad no. 27) tot residentie verheven. 2 Febr. 1880 kwam de regeling van het rechtswezen in de res. B. tot stand. In de afdeelingen Ommelanden en Lais hadden in 1881 woelingen op godsdienstig gebied plaats, die in Juni werden onderdrukt.

< >