Balie, Baljuwschap, rechtsgebied, heerschappij; aldus heetten vroeger de provinciën, en ook wel de onderdeelen daarvan, van het grondgebied der Tempelheeren, en van dat der ridders der Duitsche orde; nog heden heeft men in Nederland de Duitsche orde Balije van Utrecht. Deze orde werd hersteld bij de wet van 8 Aug. 1815 (St. 43), zooaanig als zij tijdens hare opheffing in 1811 had bestaan.
In den regel worden de adspiranten zeer jong als expectanten in de orde ingeschreven, ten einde op hun beurt in het kapittel te worden geadmitteerd Deze admissie geschiedt nadat aan alle vereischten voldaan is en hieronder behoort in de eerste plaats het bezit van vier stamdeelen van ouden riddermatigen huize, of minstens van tweehonderdjarigen adeldom. De leden genieten uit de bezittingen der orde een jaarlijksch inkomen.De Edel-expectanten zijn bij hunne inschrijving niet gehouden tot het doen van preuves. Verlangen zij echter gerechtigd te worden tot het dragen van het kleine kruis der orde vastgesteld bij ordensresolutie van 8 September 1827 en bekrachtigd bij koninklijke beschikking van 20 Dec. 1827, No. 131, dan moeten zij vooraf aan de vereischten ter admissie voldoen en, evenals alle waardigheidsbekleders der orde, de Koninklijke bekrachtiging (agreatie) op hunne toelating inwachten.
Dan voeren zij, ingevolge koninklijk besluit van 22 Juni 1860, No. 52, den titel vanRidder-expectant. Het kapittel bestaat uit den Landcommandeur, den Coadjutor, tegelijk Commandeur, met negen andere Commandeurs, en twee Jonkheer en, die sedert het bovenvermeld koninklijk besluit Kapittel-ridders worden genoemd. Deze laatsten hebben geen beslissende stem.
