Gepubliceerd op 19-01-2021

Augsburg

betekenis & definitie

(Augusta Vindelicorum) Hoofdstad v. h. beiersch regeeringsgebied Schwaben en Neuburg, ligt onder 48° 21' N.B. en 10° 54' O.L. v. Gr., aan de monding van de Wertach in de Lech; 76.000 inw.; een kon. kath. lyceum en gymnasium, een prot. gymnasium met latijnsche school, een industrieschool, doofstommen- en blinden-instituut; een kon. galerij van schilderwerken, in het voormalig Catharinaklooster; het Maximiliaan-museum met de verzamelingen van het historisch en natuurhistorisch genootschap; een stadsbibliotheek met 150.0000 banden, een astronomisch observatorium, enz. — A. ligt aan de spoorlijnen A.München, A.-Ulm, A.-Ingolstadt enz.

De oorsprong van A. was vermoedelijk het door keizer Augustus na de overwinning op de Vindeliciers (15 v. C.) aangelegde Augusta Vindelicorum, dat in 506 door Theodorik bij het Oostgothische rijk werd ingelijfd, waaraan het 30 jaar later door de Franken werd ontscheurd. In de 6de eeuw werd het de zetel eens bisschops. De Hunnen belegerden het in 955, doch werden op het Lechveld verslagen. In 1088 door hertog Welf IV van Beieren verwoest, bloeide het snel weer op, werd in 1276 vrije rijksstad, en ontwikkelde zich tot een der voorn, stapelplaatsen van den handel tusschen noordelijk en zuidelijk Duitschland. Er werden vele rijksdagen gehouden.

In 1530 boden de protestanten hier de bekende Augsburger confessie aan. 26 Sept. 1555 werd te A. de godsdienstvrede gesloten. Na een tijdperk van hoogen bloei geraakte A. gedurende den 30-jarigen oorlog in verval. In 1703 werd de stad door een beiersch-fransch legeringenomen en geplunderd. Maart 1806 kwam zij aan Beieren.

< >