Gepubliceerd op 19-01-2021

Apeldoorn

betekenis & definitie

Gem. Geld. (arr.

Zutphen), in het centrum der Veluwe, omgeven door de gemeenten Ede, Barneveld, Ermelo, Epe, Voorst, Brummen en Rozendaal, en bestaande uit de dorpen Apeldoorn, Beekbergen en Loenen, een deel van het dorp Hoenderloo, de buurten Ankelaar, Beemte, Brink, Broekland, Engeland, Kootwijk, Lieren, ’tLoo, Meerveld, Noord-Apeldoorn, Oosterhuizen, Orden, Oudorp Hoog-Soeren, Ugchelen, Utteld, Wenum, Wiessel, Wormen, Woudhuis, Zevenhuizen, Zilven, en een aantal gehuchten, als Asselt, Koudenhoven enz.; oppervlakte ruim 33951 hectare 24.650 inw. Kantongerecht. Pers. Bel. kom van het dorp A., 7dt', overig deel 9de klasse.Het dorp Apeldoorn is een welgebouwde, fraaie plaats aan de Grift, en aan de lijnen Amersfoort-Hengelo (113 km), AmersfoortWinterswijk en Dieren-Hattem; er zijne vele hotels, een post- en telegraafkantoor, sinds 1894 een waterleiding; de prachtige omstreken lokken jaarlijks vele bezoekers. A. schijnt ontstaan te zijn rondom de villa (steenen gebouwen in de Marken gelegen, waarin de leenheer bij zijne rondreizen vertoefde en die hij in erfpacht afstond aan zijn rentmeesters) Apoldro, waarvan in het jaar 793 melding wordt gemaakt in een giftbrief van Walther van Richlint, waarbij deze aan de abdij Lauresheim enkele goederen, tot genoemde villa behoorende, afstond; successievelijk vindt men deze plaats aangegeven met de namen Applenthorna, Apeldoerne, Apelthorn, Appeldorne en Apeldooren; in 1395 werd reeds Apeldoorn geschreven. Het dorp werd in 1543 door René de Chalons geplunderd, uit wraak over de handelingen van Maarten van Rossurn in Brabant; in Aug. 1629 werd A. door de Spaanschen onder Salazar in brand gestoken; 19 Mei 1820 woedde hier een zware brand die het belangrijkste deel van het plaatsje in de asch legde, en waarbij tevens alle oude oorkonden en registers verloren gingen; in 1839 schonk koning Willem I A. een nieuw kerkgebouw (Hervormde Gemeente) dat 29 Maart 1890 geheel door brand werd vernield. 16000 inw.

< >