Gepubliceerd op 19-01-2021

Anchusa

betekenis & definitie

L. Plantengeslacht van de Familie der Boragineae (Asp er ifoliën, Ruwbladigen) met een 30-tal inzonderheid in de landen rondom de Middell.

Zee inheemsche soorten; stengels en bladen ruwbehaard; Anchusa capensis, het Kaapsche Vergeet-mij-nietje, is een gezochte sierplant; zij draagt hemelsblauwe bloemen met een zuiver wit hart; de wortel van Anchusa offleinalis L., de Ossetong, was vroeger onder den naam van Radix Buglossi officineel; de bladeren dezer soort zijn glanzig groen, de stengel wordt twee voet hoog en is bezet met stekelige haren; zij verdeelt zich aan het bovendeel in kleine takken, die blauwe, roode of witte bloempjes dragen, die aan trossen bijeenzitten; bloemkelk vijfdeelig, kroon trechtervormig; het zaadhuisje bevat vier gewelfde zaadkorrels, die naar amandelen smaken; de wortel is spilvormig rond, bruinrood van buiten, wit van binnen, vrij lang, smakeloos en slijmerig; de plant is rijk aan een slijmerig sap, waaruit vroeger o. a. een stroopsoort werd bereid; de bloemen waren voorheen onder de quatuor flores cordiales — vier hartsterkende bloemen — opgenomen. De moederplant van den Alkanet-wortel, die door Linn. onder den naam anchusa tinctoria, tot dit geslacht werd betrokken, wordt thans onder het geslacht Alkanna gerangschikt.

< >