fr. theoloog (prot), geb. 4 Nov. 1826 te Dieppe, predikant bij de waalsche gemeente (o. a, te Rotterdam), 1880 hoogleeraar in de geschiedenis van den godsdienst aan het Collége de France te Parijs; is een der hoofdvertegenwoordigers van de critische theologie in Frankrijk; 1886 werd hij tot president van de afdeeling der godsdienstwetenschappen der Ecole des Hautes Etudes aan de Sorbonne benoemd. Hoofdwerken: Essais de critique religieuse (1860), Histoire du dogme de la divinité de Jésus-Christ (1869, 3de dr. 1904), Prolégomènes de Vhistoire des religions (4de dr. 1886), Jésus de Nazareth (1897).
Zijn zoon, Jean R., geb. 6 Nov. 1854 te Rotterdam, hoogl. in de patristische literatuur en de kerkgeschiedenis aan de Ecole des Hautes Etudes (Sorbonne), schreef: La doctrine du Logos (1881), Les origines de Vépiscopat (1895), Le protestantisme libéral, ses origines, sa naturale, sa mission (ook in het nederl. vertaald); geeft sedert 1884 een „Revue de Fhistoire des religions” (Parijs) uit.