duitsch landbouwscheikundige, geb. 9 Aug. 1843 te Oldenburg, habiliteerde zich in 1868 te Heidelberg, werd hier in 1875 buitengewoon hoogl. en nam in 1876 een beroep naar Wageningen aan, waar hij tot 1902 hoogl. in de landbouwscheikunde en tevens (tot 1904) directeur van het rijkslandbouwproefstation en later voorzitter van het College van directeuren der rijkslandbouw-proefstations was; nam in 1904 emeritaat, nadat onder zijne medewerking ’t proefstationswezen in Nederland was tot stand gebracht; woont nu te Heidelberg. Hij schreef o. a.: Lehrbuch der Agrikulturchemie (Heidelb. 1870, 6de dr. 1905), Lehrbuch der Gärungschemie (5de dr. 1900), Die landwirtsch.
Versuchsstationen als Staatsinstitut (1896), Resultaten der Landbouwscheikunde (Groningen 1904).