gasvormige verbinding van koolstof en waterstof, C2 H2. De bereiding van dit sterk lichtgevend, zeer ontvlambare, vergiftige, kleurlooze, onaangenaam riekend gas geschiedt door het ontbinden van calciumcarbid door water.
De apparaten voor dit ontbindingsproces zijn vele, doch kunnen worden verdeeld in twee groepen: bij de apparaten der eerste groep komt het ^carbid bij kleine hoeveelheden in het water, bij de tweede komt integendeel het water geleidelijk in contact met het carbid. In beide gevallen laat zich de reactie formuleeren als volgt:C2 Ca + H2 O = C2 H2 + Ca O.
Calcium-carbid + water = acetyleen + kalk.
Het lichtgevend vermogen van A. is veel grooter dan van kolengas.
Het verbruik geschiedt (behalve gelijktijdig met de bereiding, zooals bij voorstellingen, rijwiel- en dergelijke lampen, enz.) overeenkomstig drie methoden: 1) met gevulde en vervoerbare toestellen, welke methode echter weinig toekomst schijnt te hebben; 2) met behulp van kleinere of grootere generateurs, die het gas door de leidingen welke het naar de plaats van verbruik voeren, verdeden; 3) door middel van vervoerbare ontvangers, die acetyleen in vloeibaren toestand bevatten, in welken toestand het gebracht wordt door een drukking van 83 atmospheren bij een temperatuur van 18°^ (vloeibare acetyleen is een kleurloos, bewegelijk vocht, lichter dan water en met opmerkelijk sterke straalbrekings-eigenschappen). De laatstgenoemde wijze van gebruik is meer nog dan een der anderen zeer gevaarlijk; de mogelijkheid van ontploffing bij opening of sluiting der houders is uitermate groot.
Bijgaande illustratie vertoont een acetyleenontwikkelingstoestel, waarmede op gemakkelijke en weinig omslachtige wijze ten allen tijde bijna dadelijk een licht van groote intensiteit kan worden verkregen; het toestel bestaat uit een buiten- en binnencylinder; de binnenste wordt er uitgenomen en de buitenste voorts tot een bepaalde hoogte met gewoon water gevuld, goed aangeschroefd, in de binnenste bus geplaatst, en in het water nergelaten K.G. carbid voor 2 uren licht); aan de uit het toestel stekende pijp wordt met een gummislang een brander verbonden, derwijze dat nergens van gas ontsnapping mogelijk is. Zoodra het carbid met het water in aanraking komt ontwikkelt zich gas, dat door de pijp en de gummislang naar den brander wordt geleid, die reeds na een paar minuten kan worden ontstoken; dit toestel is vooral geschikt voor lichtbeeldenvoorstellingen in groote lokaliteiten.
Davy schijnt de eerste geweest te zijn (1836) die van deze gassoort melding heeft gemaakt, als een der gasvormige producten die ontstaan door inwerking van water op de zwarte overblijfselen van potasch-bereiding. Tot in 1859 was zij echter niet in den zuiveren toestand bekend en had de tekniek haar nog niet aan nauwkeurige beschouwing onderworpen. Perrot verkreeg onzuivere acetyleen door de inwerking van een electrischen stroom op alcohol- en etherdampen.
Berthelot (zie ald.) moet als de eigenlijke uitvinder van het acetyleen worden beschouwd; van 1859—62 deed hij dit gas in bijna al zijn eigenschappen kennen; tevens dacht hij een methode uit om door middel van electriciteit acetyleen te bereiden. Sinds hielden vele geleerden zich met dit gas bezig; langen tijd mocht het niet gelukken het A. van uit het gebied der laboratoriums in dat van de industrie over te brengen. Wochler slaagde er het eerst in (door calcinatie van een verbinding van zink en calcium met houtskool) calcium-carbid te verkrijgen; Moissan en Bullier schonken ten slotte de nijverheid een goedkoopere methode om calcium-carbid te prepareeren (1892) en openden daarmede voor het acetyleengas een belangrijke toekomst.