Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

Gepubliceerd op 11-04-2022

tank

betekenis & definitie

(zelfstandig naamwoord)

[alg.] benzinereservoir, vat, ton, fust

- Met een vol benzinereservoir rijd ik makkelijk 800 km.

[wapen] vechtwagen, geschutrups, kanonrups

- In mei 1940 beschikte Nederland over één vechtwagen en die bleef ook nog in de kazerne.